Onderwijsstructuur in relatie tot de interpretatie toetsuitslagen
23 Sep 2011, 11:00
foto
Ter illustratie deze tabel (bron Examenbureau):


Tegen de achtergrond van een dreigende complete verwarring onder de Surinamer over de interpretatie van toets- en examenuitslagen, lijkt het mij goed om een poging te wagen met gebruikmaking van de vigerende wettelijke regeling ter zake, een juist beeld te geven over de structuur van ons onderwijs. Belangrijker zal zijn de weerlegging van de onjuiste interpretaties die worden gegeven aan de toestuitslagen. Dit zeggende betekent dat ik geaccentueerd de GLO-toets in beschouwing zal nemen.
Allereerst zal ik de indeling van ons onderwijsstructuur in behandeling nemen om daarna met enige duidelijke voorbeelden illustreren hoe (haast) de hele gemeenschap als gevolg van een bepaalde postgevatte mening tot absurde constateringen of interpretaties van meetmomenten komt.

De Surinaamse onderwijsstructuur wordt in macro termen onderverdeeld in:
1. Het primaire onderwijs
2. Het secundaire onderwijs
3. Het tertiaire onderwijs
Het primaire onderwijs beslaat wettelijk bezien alleen het GLO, het schooltype waarvoor al in 1876 de leerplichtwet (7-12 jaar) geldt. Echter wordt het Fröbel thans het kleuteronderwijs zonder enige wettelijke regeling in de praktijk ook gerekend tot een schooltype binnen het primaire onderwijs. Anderen duiden dit kleuteronderwijs als preprimair onderwijs naar analogie van het Angelsaksisch systeem dat veel terug te vinden is in het Caribische gebied. Houdt u echter vast dat dit type onderwijs in de Surinaamse context nog steeds geen juridische basis kent.

Het secundaire onderwijs is onderverdeeld in een voortgezet onderwijs op junioren niveau, VOJ en een voorgezet onderwijs op senioren niveau, VOS.
Het Hoofdschooltype Voj bestaat uit de volgende subschooltypen namelijk het MULO, LBGO, LTO, LHNO, EBO (ENO en ETO), ETS en SATS. Het Hoofdschooltype VOS dat populair ook aangeduid wordt als middelbare school ,bestaat uit de volgende subschooltypen namelijk ,het VWO (Lyceum en AMS) ,het HAVO, de Kweekschool (KO-A, BVF, Onderwijzersakte en Hoofdakte-B) het IMEAO, het NATIN.

Het tertiaire onderwijs behelst de onderwijstypen Universiteit en HBO-opleidingen.

Normatieve regelingen
De verticale doorstroming van het ene schooltype naar het andere binnen het primaire onderwijs is meer gebaseerd op leeftijd. Als een kind voor 31 december van het nieuwe schooljaar 6 jaar oud wordt mag hij/zij de 1e klas van het GLO volgen. Uiteraard worden deze kinderen binnen het kleuteronderwijs klaargestoomd voor een probleemloos volgen van het onderwijs op GLO-niveau. Het speelwerkplan is een richtsnoer naar dat doel. De doorstroming vanaf het 1e leerjaar tot het 6e leerjaar van het GLO is sterk gebonden aan normatieve regelingen.

Ik mag vermelden dat deze normatieve regelingen ook doorgaat tot het hoogste niveau van ons onderwijs. Het is wel zo dat bij afronding van het GLO, dus het primaire onderwijs er een selectieve toets vanwege de staat afgenomen moet worden. Deze selectieve toets, de naam zegt het al, bepaalt weer middels vooraf gestelde normeringen welke leerling naar een bepaald subschooltype van het hoofdschooltype VOJ gaat. Met Nagenoeg hetzelfde principe, maar dan middels eindexamen en toelatingexamen wordt bepaald welke kinderen naar bepaalde subschooltypen van het hoofdschooltype VOS gaan. Er is verder bepaald hoe de VOS wordt afgerond en hoe door te stromen naar het tertiaire onderwijs. Het VOS heeft enkele schooltypen die opleiden voor het beroepenveld (NATIN en Kweekschool). Laat mij voor de volledigheid stellen dat ook het principe van normativiteit ook van toepassing is op het VOS en hoger.

Ik heb gemeend dit samenvattend beeld van onze onderwijsstructuur aan u voor te houden, uiteraard voor zij die hiermede onbekend zijn, om vanuit deze situatie na te gaan of wij als Surinamer niet in de war zijn wanneer wij de statistieken m.b.t. de toetsuitslagen interpreteren. Ik zal mij zoals eerder gesteld beperken tot de GLO-toets.

Selectieve toets
De hamvraag die bij mij opkomt, is wat willen wij meten met de selectieve toets. Gaat het bij de selectieve toets om de meting of vaststelling van welke leerlingen naar het MULO gaan, of welke leerlingen van het primaire (GLO) onderwijs doorstroomt naar het secundaire onderwijs (VOJ). U begrijpt dat er een wezenlijk verschil zit in het willen meten of vaststellen wie naar het Mulo gaat of wie naar VOJ doorstroomt. Als het antwoord luidt ”wij willen vaststellen wie naar het MULO gaat”, dan lijkt het mijn erg interessant de rationele argumenten te horen die aangeven waarom men dit stelt. Ik ga er vanuit dat wij moeten meten wie op basis van de voorafgestelde normen geselecteerd wordt voor een van de subschooltypen van het VOJ. Dat betekent welke leerlingen gaan van het GLO naar het VOJ. In dat geval zien wij een totaal ander beeld in het slagingspercentage.

Het overzicht (zie tabel) verschaft ons de volgende reële informaties. Laat mij voorop stellen dat het vertrekpunt van het Examenbureau heel correct is. Het bureau gaat mijns inziens terecht uit van de meting middels selectieve toets van GLO naar VOJ en niet slechts van GLO naar Mulo. Wie niet door kan stromen uitgaande van de normen krijgt op basis van leeftijd schooladvies of moet de klas overdoen. In de meeste gevallen worden de leerlingen die schooladvies krijgen doorverwezen naar het VOJ. Wij zien in de tabel dat van de 118 leerlingen slechts 28 of 24% van de leerlingen klasse 6 moeten overdoen. De rest gaat naar een van de schooltypen van het VOJ. Economisch bekeken zal slechts opnieuw geïnvesteerd moeten worden in deze 28 leerlingen. Daartegenover staat dat 90 of 76% van de leerlingen doorstromen naar het VOJ.

Accent verkeerd gelegd
Dit resultaat is dus in tegenstelling tot het algemene beeld dat wij krijgen bij de meting van slechts het aantal geslaagden voor het Mulo erg bevredigend. In het Caribische gebied meet men de uitstroom van ene hoofdschooltype naar het andere hoofdschooltype en dus niet van een hoofdschooltype naar een subschooltype. Zoals uit de statistieken van het Examenbureau blijkt wordt ook bij ons primair het zelfde principe als van de Caribische landen toegepast.
In Suriname gaan ouders, leerkrachten en sommige beleidsmakers er vanuit dat het accent gelegd moet worden op het hoogste subschooltype na het GLO.

Een mening die al eeuwen postgevat heeft in het denken van vele Surinamers. In de regel wordt het Mulo gezien als de hoogste of belangrijkste subschooltype van het VOJ, omdat er betere studie perspectieven bestaan voor de leerlingen die direct doorstromen naar het Mulo. Maar dan verwaarloost men daarbij de mogelijkheid van de groep die naar de vocational richtingen van het VOJ gaan. In de praktijk blijkt overigens dat ook deze groep leerlingen veelal de hoogste opleidingen bereiken, zij het via een iets langer traject. Ons onderwijssysteem mijns inziens terdege rekening gehouden met het fenomeen laatbloeier. Ik heb in mij gezin een laatbloeier die via het LBGO-MULO het HAVO diploma behaald heeft en thans met denderende studie resultaten het tweede studiejaar van Covab ingaat. Ik ken een arts die via het ULO-MULO de AMS in 3 jaren tijd heeft afgerond en daarna cum laude afgestudeerd is op de Adekus. Misschien leggen wij als gevolg van de absurde interpretatie van de toetsresultaten een te zware druk op de leerkrachten. Stof voor deskundigen om dit nader te onderzoeken.

Bert Eersteling
Advertenties

Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May