In het Essedstadion zet hij deze week oranje pylonen op het veld tijdens de trainingen van natio. Als lid van de technische staf draagt hij een zwart shirt met het SVB-embleem, de gele ster op de bovenarm. Dat is toch even wennen voor Koolwijk die sinds mei 2021 zeven interlands voor Suriname speelde: ‘Dat wedstrijdtenue staat me ook goed toch?’

Koolwijk (Surinaamse moeder, Nederlandse vader) kan zich nog goed herinneren hoe hij op tweede Kerstdag 2014 het veld van het André Kamperveenstadion opkwam. Met onder meer Milano Koenders, Serginho Greene en Nigel Hasselbaink speelde hij voor Suriname tegen de Trinidadiaanse kampioen W-Connection. Geen officiële interland, maar een demonstratiewedstrijd om te laten zien hoe natio voor de dag zou komen met profs uit Europa.

‘Kippenvel, eerlijk waar, helemaal toen ook nog het volkslied werd gespeeld. Geweldig om dan het shirt van Suriname met de gele ster te mogen dragen. Het stadion was helemaal uitverkocht. Je wil niet weten hoe vaak ik me daarna heb afgevraagd of het ooit zou lukken om ooit een échte interland voor Suriname te spelen.’

In zijn nadagen als prof gebeurde dat alsnog. De eerste WK-wedstrijden in 2021 tegen de Kaaiman Eilanden en Aruba moest hij nog missen vanwege een covid-besmetting, maar tegen Bermuda maakte hij zijn debuut. Ook in de verloren WK-interland tegen Canada en in het toernooi om de Gold Cup in de VS stond Koolwijk in de basis.  

Tijdens een ontmoeting met de pers werd bondscoach Stanley Menzo gevraagd waarom Koolwijk niet op de spelerslijst staat voor de interlands in de Nations League. Omdat hij als middenvelder prima wedstrijden voor natio speelde. Menzo liet weten dat hij nu eenmaal geen spelers kan selecteren die bij hun club voornamelijk op de bank zitten en geen wedstrijdritme hebben. ‘Maar Ryan is voor mij de ideale assistent, omdat hij het traject met de Europese profs vanaf het begin heeft meegemaakt. Hij kent de meeste jongens, sommigen zelfs al jaren. Het zou best eens kunnen dat ze eerder op hem afstappen met vragen of problemen dan dat ze bij mij aankloppen.’