Mahinder Jogi, voorzitter van de commissie van rapporteurs, zei dat de wet getoetst is door het Constitutioneel Hof op verzoek van leden van de toenmalige NDP-fractie. De wet is onverbindend verklaard, vandaar dat deze wordt opgeschoond. De toegevoegde delen aan de Amnestiewet van 1989 worden verwijderd uit de wet. Ebu Jones, lid van de commissie van rapporteurs, heeft een aantal keren benadrukt dat niet de juiste procedure wordt gevolgd. Volgens hem moest er nog een organieke wet komen om de rechtsgevolgen van het Constitutioneel Hof vast te stellen.

Jogi en Gajadien wezen erop dat op 4 oktober 2019 op basis van artikel 144 lid 4 van de grondwet de Wet Constitutioneel Hof is aangenomen. In artikel 28 van deze wet staat:

1. Oordeelt het Hof dat er strijdigheid met één of meer bepalingen van de Grondwet of een volkenrechtelijke overeenkomst bestaat, dan wordt de desbetreffende wet of gedeelte daarvan, dan wel het getoetste bestuursbesluit door het Hof geacht onverbindend te zijn, met ingang van de dag van de beslissing van het Hof.

Jones bleef bij zijn standpunt dat de juiste procedure niet is gevolgd. Hij stelde ook dat de Amnestiewet niet kan worden ingetrokken. Hij stelde voor om de behandeling van de wet aan te houden, totdat het oordeel van het Constitutioneel Hof is gevraagd. Dit zou binnen drie maanden mogelijk zijn. De NDP-fractie ondersteunde het voorstel van Jones, maar de initiatiefnemers waren het hier niet mee eens. Gajadien merkte op dat hij wil meewerken dat na de aanname van de wet eventueel toetsing wordt gevraagd aan het Hof.

Gajadien voerde aan dat De Nationale Assemblee op 5 april 2012 een fout heeft gemaakt door de Amnestiewet te wijzigen. De ratio heeft toen niet de boventoon gevoerd. De argumenten van de toenmalige oppositie, waar Gajadien deel van uitmaakte, werden in de wind geslagen. Toen werd aangevoerd door de oppositie, dat de wet in strijd is met de grondwet en internationale verdragen. Gajadien zei dat de samenleving veel leed is aangedaan door een wetsproduct dat nietig was. Met de intrekking wordt tegemoet gekomen aan het rechtsgevoel van de samenleving en wordt bijgedragen aan de versterking van de rechtsstaat.