Een federaal politiedocument zei dat de tanker, Bouboulina, eigendom van de Griekse Delta Tankers Ltd, de ruwe olie rond 28-29 juli voor de Braziliaanse kust lijkt te hebben gemorst, na het laden van de olie in de Jose terminal van Venezuela.

De politie bevestigde dat ze twee bedrijven waren binnengevallen zonder ze te noemen. Ze zeiden dat geen van beide bedrijven werd verdacht van criminele activiteiten, maar zeiden dat ze beide commerciële relaties hadden met het 'Griekse bedrijf' in kwestie. Witt O'Briens zei dat het schip en de onderzochte exploitant nooit zijn klant in Brazilië waren geweest, en voegde eraan toe dat de activiteiten van zijn kantoor in Brazilië geen verband hielden met enige vorm van contract dat relevant kon zijn voor het politieonderzoek. Scheepvaartagentschap Lachmann heeft niet gereageerd.

Braziliaanse autoriteiten zeiden dat ze samenwerking wilden zoeken met internationale agentschappen, waaronder Interpol, om het schip, de bemanning en het bedrijf verder te onderzoeken. Federale officieren van justitie zeiden dat de marine van Brazilië ook informatie had over een voorafgaande aanhouding van het schip in de Verenigde Staten gedurende vier dagen vanwege "onjuiste operationele procedures met betrekking tot de scheiding van olie en water voor vrijgave in zee."

Omdat de zware ruwe olie niet op het oceaanoppervlak drijft zoals de meeste olievlekken, zeiden ambtenaren dat traditionele methoden om het te volgen en het van de kust te houden, niet effectief waren.