Ik heb met
genoegen kennisgenomen van het artikel van mr. M.D. Winter d.d. 5 september
2019 op dit medium dat als reactie diende op mijn artikel d.d. aangaande het
vonnis inzake RCR Health Centre ca. Hakrinbank c.s.
In mijn
artikel heb ik getracht te stellen dat het aannemen van de
zorgplicht door het
Hof van Justitie, geen zorgelijke ontwikkeling is. Integendeel, het biedt een
aanvullende bescherming voor de cliënten van banken. Uit het artikel van mr.
Winter maak ik op dat hij die mening met mij deelt. Ik herken mij dan ook niet
in de door hem geschetste tegenstelling. Ik kan mij ook verenigen met het
standpunt dat zelfregulering van de banken (bijvoorbeeld door tussenkomst van
de Surinaamse Vereniging van Banken) op het gebied van zorgplicht, het
vertrouwen in de financiële sector kan verhogen en mijns inziens ook de
aangewezen weg is.
Mr. Winter
stelt dat hij geluiden heeft opgevangen van met name particuliere beleggers die
zich afvragen of het nog veilig is om hun geld in hypothecaire financieringen
te steken, omdat bij wanbetaling “je niet meer zou kunnen veilen”. Ik heb
dezelfde geluiden opgevangen. Dat particuliere beleggers met enige zorgen dit
vonnis aanschouwen, begrijp ik. Ik meen echter dat die zorgen, mits het
inderdaad gaat om particuliere (niet-professionele) beleggers, niet terecht
zijn.
De
bijzondere zorgplicht van banken is mijns inziens onder meer gebaseerd op de
zogenaamde “
Belehrungspflicht”, die door
de Hoge Raad is aangenomen in een arrest van 20 januari 1989
[1]. In dit arrest heeft de Hoge Raad
bepaald dat in het geval van een professionele dienstverlener (in dat geval,
een notaris) beroepshalve is gehouden dat voorkomen wordt dat er misbruik wordt
gemaakt van de juridische onkunde van de cliënt en het feitelijk overwicht dat
de dienstverlener op de cliënt kan hebben. In dat verband is de dienstverlener
gehouden om voorlichting te geven over de specifieke, bezwarende rechtsgevolgen
die rechtshandelingen met zich meebrengen voor de cliënten.
Voor banken
is in de Nederlandse rechtspraak in het arrest van de Hoge Raad van 23 mei 1997
[2] deze “
Belehrungspflicht”
uitgebreid naar dienstverlening van banken ten opzichte van hun cliënten. In
verdere jurisprudentie en inderdaad in het kader van zelfregulering in de Code
Banken en overigens ook in de Algemene Bankvoorwaarden van de Nederlandse
banken
[3], is verder invulling gegeven aan de
zorgplicht.
Mr. Winter
haalt terecht aan dat de zorgplicht inhoudt: onderzoeken, informeren en
waarschuwen. Mijns inziens gaat de zorgplicht nog verder. De Hoge Raad heeft
namelijk in zijn arrest van 11 juli 2003
[4] overwogen dat een bank, ongeacht of
de cliënt zich bewust is van de risico’s, in bepaalde omstandigheden gehouden
is de dienstverlening te weigeren.
De
bijzondere zorgplicht beperkt zich daarom mijns inziens tot professionele
partijen die (naar hun aard) een juridisch en/of feitelijk overwicht hebben op
hun cliënten. In dat kader verwijs ik naar, zoals ik in mijn eerdere artikel
heb gesteld, de maatschappelijke machtspositie van de banken.
Het gaat
mijns inziens daarom te ver om de reikwijdte van de bijzondere zorgplicht uit
te breiden naar particuliere belegger. Het uitgangspunt van de wet blijft
namelijk de eigen verantwoordelijkheid, behoudens bijzondere gevallen zoals
indien sprake is van misbruik van omstandigheden.
Of er sprake
is van een professionele dienstverlener (zoals een bank) of een particuliere
belegger, hangt af van de specifieke feiten en omstandigheden.
Ten slotte,
ten aanzien van de mogelijkheid tot onderhandse verkoop: ik merk op dat in het
ontwerp nieuw Burgerlijk Wetboek van Suriname (dat bij de Nationale Assemblee
ligt) al een bepaling is opgenomen die een hypotheekhouder, de mogelijkheid
biedt om de Kantonrechter te verzoeken om toestemming voor een onderhandse
verkoop van het onroerend goed. Ik deel de mening van mr. Winter dat een
dergelijke constructie in voorkomende gevallen voor alle betrokken partijen
legio voordelen kan bieden, terwijl er ook nog een stuk rechtsbescherming wordt
geboden door de tussenkomst van de Kantonrechter.
Dat
interventie van het Hof nodig was om banken te wijzen op hun zorgplicht,
terwijl mondiaal deze ontwikkeling zich al heeft ingezet, is inderdaad
zorgelijk te noemen. Echter, de aanname van de zorgplicht op zichzelf is mijns
inziens niet zorgelijk, maar een goede stap in verdere professionalisering van
de Surinaamse financiële sector en de positie die deze sector maatschappelijk
inneemt.
Mr. Prenobe
Bissessur
[1] HR 20 januari 1989, NJ 1989, 766 (Groninger
notaris).
[2] HR 23 mei 1997, NJ 1998, 192
(Rabobank/Everaars).
[3] Deze Algemene Bankvoorwaarden (ABV) zijn in
overleg tussen de Nederlandse Vereniging van Banken en de Nederlandse
Consumentenbond opgesteld. De zorgplicht is terug te vinden in artikel 2 van de
ABV.
[4] HR 11 juli 2003, NJ 2005, 103
(Kouwenberg/Rabobank).