Decolonizing the mind
29 Mar 2010, 00:01
foto


Vorig jaar oktober organiseerde Vereniging Ons Suriname in Amsterdam een debat tussen mij en Prof. Gert Oostindie. Het was een bizarre ervaring. Donderdag 1 april ben ik te gast bij Un Bondru in Paramaribo. Ik mag dan een lezing houden in Tori Oso over decolonizing the mind, de laatste fase in het dekolonisatieproces. Ik hoop dat het een andere ervaring zal worden dan in Amsterdam en er een echte discussie over dekolonisatie van de geschiedschrijving zal plaatsvinden.

Het debat met Oostindie begon met een email die hij me stuurde naar aanleiding van een paper die ik had gepresenteerd op een conferentie in Amsterdam. Daarin bekritiseerde ik Prof. R.A.J. van Lier en zijn theorie van de plurale samenleving en Prof. P.C. Emmer en diens racistische opvattingen over slavernij. Van Lier stelt onder meer dat de slavensamenleving het resultaat was van een overeenkomst tussen slaaf en meester. Ik vraag naar de bewijzen hiervoor. Emmer stelt dat slaven van slavernij hielden.
In de paper had ik opgemerkt dat Van Lier’s failliete theorie door Oostindie werd ondersteund. Ik ging niet dieper in op Oostindie’s opvattingen.

Oostindie vond dat ik kritiek op hem eerst aan hem moest voorleggen voordat ik het ging publiceren. Eerst dacht ik: waar haalt hij het lef vandaan om me dat te vragen? Maar ik bleef kalm en gaf aan dat ik mijn critici nooit vraag om hun kritiek vooraf aan mij voor te leggen (Oostindie had me eerder bekritiseerd tijdens één van zijn lezingen). Ik schreef dat ik was begonnen met een wetenschappelijke kritiek op gangbare opvattingen in de Surinaamse geschiedschrijving en bood aan om eens persoonlijk bij te praten om te kijken wat we in de toekomst met elkaar zouden kunnen in de nieuwe discussies. Ik dacht: laten we in een goede sfeer beginnen. Hij ging niet in op dat aanbod.

In de email daagde de professor mij uit: er zou eens een goed slavernij debat moeten worden georganiseerd, stelde hij.
Hij had het helemaal niet verwacht, maar ik nam die uitdaging met alle plezier aan. Ik vond Vereniging Ons Suriname in Amsterdam bereid om het debat te organiseren.

In de loop van de organisatie van het debat begon hij twijfels te krijgen of het wel verstandig was om met mij in debat te gaan en zocht allerlei argumenten (in opeenvolgende emails) om onder de confrontatie uit te komen. Eerst wilde hij vooraf weten wat ik tijdens het debat zou gaan zeggen. Vervolgens vond hij dat het debat tot niets zou leiden en dus geen zin had. Ik moest eerst al zijn boeken lezen en dan terugkomen met het inzicht dat de professor altijd gelijk heeft. Tenslotte vond hij mijn niveau zo laag, dat het geen zin had om met me te debatteren. Allemaal beledigingen die ik over me heen liet gaan.

Het had veel weg van het verhaal van de man die iemand uitdaagt en vervolgens roept: “Hou me vast! Hou me vast, anders ga ik hem slaan!” De ellende voor Oostindie was dat er niemand was die hem wilde vasthouden. Hij had de keuze tussen weglopen of toch het debat aan gaan. Beide opties waren onaantrekkelijk.

Op de dag van het debat – het was al aardig druk – kwam hij binnen en liep naar me toe. Ik stond bij de boekenstand van onze uitgeverij. Hij begon heel neerbuigend: “Heb je je winkeltje meegenomen?”
Ik reageerde niet. Toen vervolgde hij: “Ik zal je niet sparen!” Het klonk zo van: “Ik ga je mars voor je breken!”
Volgens mij dacht hij echt ik zou reageren met: “Nee, alsjeblieft! Spaar mij! Genade! Genade!” Ik keek geamuseerd en antwoordde niet.

Ik begon mijn inleiding met de stelling dat als je professor bent, dat niet automatisch betekent dat je een wetenschapper bent. Wetenschapper ben je niet door je functie aan een onderwijsinstelling, maar door de inhoud van je argumentatie. Een professor kan ook een ideoloog zijn i.p.v. een wetenschapper. Die stelling lijkt mij heel vanzelfsprekend, maar voor Oostindie is het een diepe belediging, want hij gelooft echt dat het de functie is die een professor tot wetenschapper maakt, en niet diens argumentatie.

Vervolgens heb ik systematisch zijn opvattingen over een aantal onderwerpen geanalyseerd zoals de gedachte dat slavernij geen misdaad was tegen de menselijkheid, dat de Joodse holocaust niet vergeleken mag worden met slavernij, dat slavernij niet primair vanwege economische redenen is afgeschaft enzovoorts. Ik heb zijn stellingen onderzocht op hun wetenschappelijk gehalte (wat is de theorie, wat is de feitelijke en logische onderbouwing) en concludeerde dat ze niet deugen.

Oostindie was woest. Zijn contra-argumentatie zou helemaal gebaseerd zijn op de gedachte dat ik de oude paper zou voorlezen waarin ik hem amper had bekritiseerd. Hij had twee van zijn boeken meegenomen. Hij wist niet dat ik praktisch al zijn werken had bestudeerd en de ene valse redenering na de andere vrij gemakkelijk eruit kon halen en kon aantonen dat hij niet wetenschappelijk maar ideologisch bezig was.
Zijn verdedigingslijn was simpel. Hij zou met zijn boeken zwaaien en zeggen: “Jij hebt niet eens gelezen wat ik geschreven heb!” Hij kon zich niet voorstellen dat wat hij geschreven had aantoonbaar niet deugt.
Toen hij aan de beurt was, stond hij daar een beetje lullig met zijn twee boeken de hand en kon niet veel anders zeggen dan: “Hier heb ik twee boeken, die geef ik maar aan Ons Suriname.” En voor de rest was zijn lijn: “Je niveau is zo laag dat ik niet met je ga discussiëren.”

En dat was het. Geen contra-argumenten. Geen antwoord op mijn kritiek. Gewoon de weigering om in te gaan op de argumenten. Een heel bizarre vertoning. Ik heb mijn kritiek uitgewerkt in een essay getiteld Decolonizing the mind. Over 100 jaar staat dat boek er nog. Oostindie moet nog een antwoord zien te formuleren dat ook over 100 jaar nog staat.

Ik moest tijdens deze episode denken aan mijn jeugdjaren op de Blufpandschool in Paramaribo. De Nederlandse koningin was op bezoek in Suriname. Ons werd geleerd hoe we als jonge Surinamers met een vlaggetje moesten zwaaien naar de koningin als we bij het gouverneurspaleis in een defile zouden lopen.
Dat is het soort Surinamers dat Oostindie graag ziet: het type dat getraind is om met een vlaggetje te zwaaien en netjes te buigen voor autoriteiten. Dat was in de 20ste eeuw. We leven nu in de 21ste waar met een nieuw archiefgebouw in Suriname ook een nieuwe visie nodig is op de geschiedenis van Suriname.

Sandew Hira
Reacties naar: sandewhira@amcon.nl
p.s. de lezing in Tori Oso begint om 19.00 uur.
Advertenties

Monday 06 May
Sunday 05 May
Saturday 04 May