Recensie: Switi Sranan (Don Walther Donner)
02 May 2019, 02:48
foto
Carlo Jadnanansing


Switi Sranan handelt over de jeugdjaren van de auteur Walther Donner in de periode van 1935 tot 1954 aan de Gongrijpstraat. Zoals de auteur het zelf zegt werd hij in 1930 geboren te Paramaribo aan de Gongrijpstraat nummer 92 in het huis van zijn grootouders. Zijn moeder was een telg uit het bekende geslacht Vervuurt. Zijn vader heeft hij echter nooit goed leren kennen omdat die voor zijn geboorte de wijk nam naar Curaçao, zoals de auteur dat zelf heeft verwoord. 

door: Carlo Jadnansing

Het boek begint met een beschrijving van de omgeving van de Gongrijpstraat waarbij vooral de Cultuurtuinlaan (in de volksmond ‘de Cul’) een belangrijke rol speelt. Er bestonden toen geen verbindingsstraten tussen de Gongrijpstraat, Prinsessestraat en de Cultuurtuinlaan. Wilde je dus van de Gongrijpstraat naar de Prinsessestraat dan moest je de straat helemaal uitlopen en via de Gravenstraat de Prinsessestraat inlopen om zo je bestemming te bereiken. De bewoners hadden echter een praktische oplossing voor dit logistieke probleem en dat stond bekend onder de naam ‘boren’. Dat wil zeggen je stapte een erf aan de Gongrijpstraat op en vroeg toestemming aan de bewoners of je gebruik mocht maken van hun terrein om naar een belendende straat te lopen. Soms geschiedde dat echter ook zonder toestemming. 

In de Gongrijpstraat woonden er typische figuren. Als je bijvoorbeeld een party wilde organiseren moest je bij Louis zijn, die jouw feest compleet met eten, drinken en bazuinkoor verzorgde. Voor alleen maar een dansfestijn moest je BBB (Budels Bigi Bal) hebben. Hij zorgde voor het opzetten van een danstent met een volledig orkest. Bij Willem Wattieng moest je zijn voor jouw filmkaartjes voor cinema Luxor. In die tijd waren de serie films bijzonder populair. Er bestond toentertijd een levendige handel in plaatsbewijzen die grif voor drie maal de prijs van de hand gingen. 

Alle in Suriname aanwezige etnische groepen waren in de Gongrijpstraat vertegenwoordigd en leefden volgens de auteur in harmonie met elkaar. Een van de meest kleurrijke figuren was Sweet Laugh die van ergens uit het Engelssprekend Caribisch gebied kwam en die zonder een duidelijke aanleiding luidkeels en smakelijk begon te lachen op straat. Verder had je ‘Monsieur’ een gevluchte deporté uit het Bagno, de beruchte strafgevangenis in Frans-Guyana. Hij verdiende zijn boterham als karreman en sliep te midden van de dieren die door hem gehouden werden. Berucht was Liengamang, een Hindostaan die in de stad bedelde maar na zijn overlijden eigenaar bleek te zijn van erven met huurwoningen en emmers vol geldstukken. Om deze reden gaf oom Vervuurt nooit geld aan een bedelende Hindostaan. 

De beschrijving van de vele types die in de Gongrijpstraat woonden is een van de sappigste en geestigste delen van het boek. Deze personages zijn te veel om in de onderhavige recensie allemaal op te noemen. Vermeldenswaard is dat ook de vrouwelijke beoefenaars van het oudste beroep ter wereld goed vertegenwoordigd waren in de straat. Hierdoor wemelde het van de zuipende Amerikaanse en andere buitenlandse militairen die hun behoeften ter plekke kwamen bevredigen. Het was immers de tijd van de Tweede Wereldoorlog. De plaatselijke geallieerde troepen hadden blijkbaar een goede alliantie gesloten met de dames van plezier. 

Hoewel de verhalen romantisch klinken moet toch vermeld worden dat de leefomstandigheden beoordeeld naar de hedendaagse maatstaven, vrij primitief waren. Ook de betere huizen zoals van de niet onbemiddelde grootouders van Donner, hadden toen nog geen doortrekkende wc’s. Indien de fysiologische behoeften daartoe noopten, moest gebruik gemaakt worden van een privaat op het erf ook wel genoemd ‘kumakoisi’ of in het Nederlands ‘gemakshuisje’. Waar deze laatste naam vandaan komt, is mij niet helemaal duidelijk, omdat ik mij niet kan voorstellen dat je in het huisje zijnde, jij je echt op je gemak voelde. Donner werd opgevoed door zijn grootouders, zijn grootvader was van Duitse afkomst en van beroep ondernemer die onder andere een houtverwerkingsbedrijf exploiteerde, maar tevens kippen hield. Zijn grootmoeder was eveneens van Duits bloed en drukte zich merkwaardigerwijs alleen in het Sranan uit (destijds Taki Taki of Negerengels genoemd). Donner schaamde zich diep hiervoor. Ook haar kookkunst (patjapatja alesi) kon hem niet bekoren. 

Aan het einde van de Gongrijpstraat bevond zich het Maikoe project, een zeer lawaaierige buurt, waar een concentratie Hindostanen woonde. Volgens de auteur schreeuwden de bewoners naar elkaar van huis tot huis. De woningen waren toen piepklein, niet groter dan vijf bij vijf meter. Het is opvallend welke ontwikkeling deze buurt in enkele decennia heeft ondergaan. Een interessante beschrijving geeft de auteur over de ceremonieën die plaatsvonden in deze groep. In die tijd waren er nauwelijks auto’s in Suriname. De kleurrijke huwelijksprocessie (barát) bestond uit een stoet ezel- en ossenkarren waarop de familie en gasten zich verplaatsten, achterna gelopen door de buurtjongeren (onder wie Donner) bij wie het primair ging om de gratis vegetarische maaltijd opgediend in bananenbladeren. Deze moest met de handen genuttigd worden. Dit gebruik bestaat op vele plaatsen nog steeds. 

Opmerkelijk is ook de beschrijving van een taziya ceremonie (in de volksmond toen bekend als ‘koelie tadja’). De niet ingewijden zagen het gebeuren als een algemeen Hindostaans feest, terwijl het in feite ging om een ceremonie van een bepaalde Moslim groepering om de door hen vereerde personen Hoessein en Hassan te gedenken. Een speciaal gebouwd torentje met draagbaar werd in processie naar de Surinamerivier gedragen en ter plekke aan het water toevertrouwd. Donner heeft hiermee een plechtigheid vereeuwigd die geheel verdwenen lijkt te zijn in ons land. 

Verder geeft de auteur kostelijke beschrijvingen over de culturele en recreatieve activiteiten van vooral de Chinese, Javaanse en Hindostaanse Surinamers. Zijn beschrijving van het dobbelen onder de Javanen (los los) is buitengewoon amusant. De auteur slaagde erin een methode te ontwikkelen om nooit te verliezen. Bij de Chinezen was het verboden gokspel ‘piauw’ zeer populair (Piauw Piauw Piauw ye’ go mek’ mi law). Maar ook manifestaties als djaran kepang en wintipre’s komen aan de orde. De auteur beschrijft op komische wijze hoe de organisatoren erin slaagden uit handen van de politie te blijven. 

Ik heb het boek in enkele uren uitgelezen en mijn lachsalvo’s waren zelfs voor de buren hoorbaar. Voor mij is Switi Sranan de meest humoristische Donner en ik raad het aan iedereen aan die zich gedeprimeerd voelt en wat vrolijkheid en humor goed kan gebruiken. Maar daarbij komt nog dat voor de lezer ook de historie tot leven gebracht wordt. 
Tenslotte suggereer ik om een eventuele herdruk de titel te geven van Gongrijpstraat. Dit, omdat het boek associaties oproept met het boekwerk van wellicht de grootste Caribische auteur, V.S. Naipaul, Miguel Street.  
Advertenties

Monday 06 May
Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May