Column: Rouwverwerking (2-slot) In balans
24 Jan 2011, 09:30
foto


De dood van mijn moeder heeft me flink uit balans gebracht. Hoe je je balans hervindt is een merkwaardig en complex proces. De kern is dat in het leven van alledag mechanismen zijn ingebouwd die je dwingen om je balans te vinden. Het is geen kwestie van keuze.

Het begon al met de vraag: moet je haar crematie plannen terwijl ze nog leeft en een gevecht met de dood aangaat waarvan de uitkomst vaststond? Die vraag lag levensgroot op het bord van de familie. Je hart zegt: “Natuurlijk niet.” Je verstand zegt: “Regel haar crematie goed en tref grondige voorbereidingen.”
Dus ging ik in gesprek met een uitvaartondernemer, terwijl mijn moeder nog niet dood was. Dat is een vreemde gewaarwording.
Het gesprek is bizar.
De man van de uitvaartonderneming nam zijn laptop tevoorschijn en riep het computerprogramma op voor de berekening van de kosten en de planning van de crematie.

Dat gevoel bij die laptop is heel anders dan de emotie die bij me opkwam toen ik tien jaar geleden met een boot op de Gangesrivier voer in India. Ik was in Varanasi, het hart van het Hindoeïsme, waar al duizenden jaren elke dag 24 uur per dag lijken worden verbrand langs de aanlegplaatsen van de Ganges. Ik zat in een boot die langzaam langs de crematieplekken voer. In de schemeravond is de hemel verlicht met de flikkering van de brandende stapels. Ik hoor nog het gezang van families rond de brandstapels met liedjes die me zo bekend in de oren klinken: “Ohm Jai Jagdiesh hare”. Het had een betoverende uitwerking op me. Het gaf je het gevoel dat het heengaan van een mens een bijzondere ervaring is en niet een onbetekenend verlies van een radertje in de machinerie van de natuur.

Het gesprek met de overigens zeer sympathieke uitvaartondernemer was van de tweede orde.
“Wilt u de koffiekamer erbij of wilt u dat iedereen na de crematie direct naar huis gaat?”
“Dat is dan driekwartier erbij.”
“Hoeveel mensen verwacht u? Koffie en thee kosten 1,95 euro per kopje.”
“Heeft uw moeder een pacemaker?”

“Een pacemaker?” vroeg ik. “Waarom wilt u dat weten?”
De uitvaartondernemer (met een bedroefd gezicht): “Ja, als ze een pacemaker heeft, dan moeten we die eruit laten halen. Dat brengt de kosten omhoog, maar het is verplicht. Dat ding ontploft tijdens de crematie en kan de oven beschadigen.”

Het computerprogramma rekent een onaangename verrassing uit. Mijn ouders betalen al 40 jaar elke maand hun premie voor de uitvaarverzekering. Maar nu blijkt dat die verzekering nog maar de helft van de totale kosten dekt. Weg is die zekerheid van de verzekering.
De uitvaartbranche is big business.

De perikelen rond de financiën zetten je met de beide benen op de grond. Neem nou de kwestie van de pandit. Hoeveel moet je aan de pandit betalen als die zegt: “Bepaal zelf wat je wilt geven?”
Op zo’n moment zou je willen dat er een tarievenlijst is voor het werk van de pandit.
Je wilt niet te weinig betalen, want je wilt niet krenterig zijn. Tenslotte doet hij werk dat je enorm waardeert. Aan de andere kant is er in de Hindostaanse gemeenschap het geluid over pandits die geldwolven zouden zijn.
Dat soort verhalen heb je trouwens ook bij andere godsdiensten, getuige het volgende relaas.

Een priester en dominee wisselen ervaringen uit over de opbrengsten van de collecte.
“Wat doe jij met de opbrengsten van de collectie?” vraagt de dominee.
De priester: “Ik laat de Heer meebeslissen. Ik neem de zak met geld, ga midden op het gangpad staan en strooi alles op de grond. Alles wat links van het gangpad valt, gaat naar de Heer en alles wat rechts valt, gaat naar mij. Hoe doe jij het?”
De dominee: “Ik laat ook de Heer meebeslissen. Ik neem de zak met geld, ga midden op het gangpad staan en gooi alles in de lucht. Alles wat naar boven gaat, is voor de Heer. Alles wat naar beneden komt, is voor mij.”

De pandit heeft geen collecte-opbrengsten uit een kerk. Maar ook hij heeft recht op een normaal leven met een normaal inkomen.

Ik ben atheïst. Mensen die een godsdienst aanhangen hebben een voordeel boven atheïsten. De religies hebben rituelen ontwikkeld die troost bieden aan nabestaanden. Die rituelen zijn ongelooflijk belangrijk.
Atheïsten hebben geen rituelen. Sommigen proberen humor erin te brengen.

Zo heeft de Nederlandse dichter Hubert Poot op zijn grafsteen staan:
Hier ligt Poot
Hij is dood.

Ook de dichter Gerrit Komrij heeft zijn grafschrift van een komisch tintje voorzien:
Hier ligt Gerrit Komrij
Ik denk dat ik omrij

De rituelen van het Hindoeïsme met prachtige rouwliederen als “Jai Krishna Hare, Shri Krishna Hare” geven mij de steun die het atheïsme me niet kan bieden. Ze laten me niet in God geloven, maar brengen met hun eeuwenoude prachtige klanken de gevoelens van troost in me naar boven.

Overigens kreeg ik nog wel de schrik van mijn leven door het Hindoeïsme. Mijn moeder overleed in een ongunstige periode, de panchak. De stand van sterren is volgens de Hindoe astrologie zo slecht dat de familiestructuur uit balans raakt. Binnen een jaar sterven er 5 familieleden van de overledene, tenzij de pandit de juiste rituelen op de juiste manier uitvoert.
Weten onze moslim- en christenbroeders dit niet, vroeg ik me ongerust af. Hoeveel mensen moeten daar niet gestorven zijn in de panchak-periode. Zij voeren immers die panchak rituelen niet uit.
Amper een paar uur nadat mijn moeder overleden was, werd één van mijn broers getroffen door pijn in de borst. Hij werd direct opgenomen in hetzelfde ziekenhuis.
“Oh jee, panchak!” dacht ik mij mezelf. “Weet je wat, laat de pandit maar gauw zijn rituelen doen. Baat het niet, dan schaadt het niet.”
Het gaat intussen beter met mijn broer. Het bleek niet ernstig te zijn.

De beslommeringen van elke dag brengen je in een ritme waardoor je niet depressief wordt van verdriet. Maar minstens zo belangrijk is de steun van vrienden en vriendinnen en de vele condoleances die ik mocht ontvangen.
Een dag voor de crematie van mijn moeder had ik een vergadering bij het Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden En Erfenis (NiNsee) met directeur Artwell Cain en Marten Schalkwijk. Schalkwijk was vanuit Suriname overgekomen om zijn nieuwe boek over de Surinaamse geschiedenis te presenteren in Amsterdam. In de gang van NiNsee werd ik opgevangen door Humphrey Lamur, die me dicht tegen zich aantrok in een welgemeende brasa en me condoleerde. We spraken over mijn moeder en wisselden ervaringen uit met het heengaan van dierbaren. Het was alsof hij een warme deken van troost om me heensloeg.
De vergadering bracht me weer in een ritme van het dagelijkse werk. We eindigden in een vrolijke bui. Ik kwam breed lachend uit de vergaderkamer, waar ik werd opgewacht door een medewerker van NiNsee, die me heel oprecht condoleerde met mijn verlies. Het was een gek moment. Zij was bedroefd met oprechte emoties en ik was vrolijk, lachend en onvoorbereid om een condoleance in ontvangst te nemen. Ik voelde me schuldig naar haar toe en had het gevoel dat ik mijn moeder onteerde met mijn gedrag en de medewerker niet respectvol heb behandeld. Dit is een probleem in de rouwperiode, namelijk dat je in je rouwverwerking een paar stappen verder kan zijn dan je omgeving.

Het is het ritme van het dagelijkse bestaan dat een mens dwingt om weer in balans te komen. Maar soms, als ik ’s avonds in bed ligt, verschijnt ze geheel onverwacht in mijn gedachten. Ik voel haar handen strelen langs mijn wangen, hoor haar praten over haar vreugde en verdriet en realiseer me dat ik haar nooit meer zal zien. Dan bekruipt een triest gevoel me dat zegt: “Lieve ma, ik mis je zo”.

Sandew Hira

sandewhira@amcon.nl
Advertenties

Monday 06 May
Sunday 05 May
Saturday 04 May