Als armoede je niets meer doet
18 Jun 2017, 08:14
foto


Ik bemerk steeds meer dat wij mensen ongemerkt ongevoeliger worden voor het leed van onze medemens in nood, of dat nu ver weg is of dichtbij. En die ongevoeligheid heeft ook haar weerslag op onze manier van denken en handelen. Je ziet wel nog dat rijke landen, zoals Nederland, geven aan goede doelen en dat hun nationale trots groeit als er bij een landelijke giftenactie de vorige actie, wordt overtroffen. Toch wil een groot deel van de bevolking rigoureus bezuinigen op ontwikkelingshulp omdat ze het nu eventjes zelf nodig hebben. (Door de economische crisis.)

In de media wisselen rauwe werkelijkheid en vrolijk entertainment elkaar met duizelingwekkende snelheid af. We hebben er moeite mee om nog te weten wat echt is en wat gespeeld. Hoe kunnen we dan nog verwachten dat onze kinderen aanvoelen en begrijpen wat werkelijk de moeite waard is om voor te leven?
Wat gebeurt er met onze ziel als we in de eerste plaats aan onszelf denken en we geen medelijden meer kunnen opbrengen voor het leed van anderen en armoede ons niets meer doet?

Ik zat voor de televisie en de beelden over de waterramp in het binnenland van Suriname flitsten aan mij voorbij. Ik zat als versteend te kijken naar de onder water gelopen huizen en hoorde de mensen praten over het verlies van de noodzakelijkste levensbehoeften. Ik zag hun verslagen houding en de berusting in hun ogen. Gelukkig waren er geen mensen verongelukt en gedood door deze ramp. Er was slechts sprake van materiële schade en men vroeg zich af op wie deze verhaald moest worden.

Ik zag in een flits de schrille tegenstelling tussen het leven van de burger die deze ramp bespaard is gebleven en de ellende waarmee men in noodgebieden werd geconfronteerd. Ik voelde me boos, gefrustreerd en machteloos.
En terwijl ik met al deze gevoelens zat te worstelen, hoorde ik mijn nichtje van acht tegen haar moeder klagen:”Bah, eten we alweer sopropo, ik lust dat bittere ding niet.” Toen knapte er iets van binnen in mij omdat ik net een paar minuten geleden tijdens het journaal een paar jonge kinderen uit Syrië op het randje van de dood had zien balanceren, omdat ze al tijden weinig of niets hadden gegeten. Ik was zo in de war en wist niet hoe ik met deze gefrustreerde, boze gevoelens moest omgaan. Daarom stond ik op en stormde het huis uit voordat ik met dingen zou gaan gooien.

Ik ken mezelf redelijk goed en ik weet dat ik me altijd heb druk gemaakt over onrecht en ongelijkheid. Als jong meisje op school kwam ik al op voor de zwakkere in de klas of voor degene die gepest werd. En op de middelbare school wilde ik altijd acties voeren voor mensen die in de problemen zaten. Ik had op de een of andere manier de drive om het onrecht te bestrijden.
Terwijl ik daar liep te piekeren, besefte ik met mijn nuchtere verstand dat er een enorm verschil is, niet alleen in Suriname maar over de hele wereld, tussen rijk en arm, tussen honger en overvloed. Ik zag de geestelijk arme wereld van de welvaart en de wereld waar honger en armoede het leven beheersen heel helder voor me.
Ik wilde aanpakken, alles en iedereen helpen, ik wilde anderen stimuleren om geld te geven of ze aan ’t werk te zetten maar realiseerde me aan de andere kant ook dat dat niet zo gemakkelijk is. Ook begreep ik in een flits dat ik er niet moedeloos van moest worden, omdat de armen en het leed er juist zijn om mij in beweging te krijgen.

Het is de mens eigen om te zitten rekenen en vergelijken over wat de een doet en wat de ander niet doet en over de besteding van andermans geld. Terwijl we simpelweg gewoon kunnen doen wat in ons vermogen ligt zonder berekeningen en vergelijkingen. Het was alsof een innerlijke stem tegen me zei:
“Probeer het beste uit jezelf te halen, doe wat het dichtst bij je hart ligt. Voor jou is dat de ouderenzorg en voor een ander is het misschien de zorg voor kansarme kinderen. Staar je niet blind op de grote omvang van het leed en raak niet in paniek. Je kunt slechts op een plek tegelijk zijn. Kijk nuchter naar wie je zelf bent, doe wat je kunt en begin in ’t klein, zonder pretenties.”
Ik besefte dat ik me niet meer gefrustreerd en machteloos hoefde te voelen door de voorbijflitsende, noodlijdende beelden op de televisie. Ik hoefde niet meer af te geven op het kleine, verwende kind dat haar groenten niet wilde opeten, terwijl anderen creperen van de honger.
Dat was zo’n troostrijke gedachte dat ik op slag weer rustig werd.
Alle woede, frustratie en machteloosheid verdween uit mijn lijf als sneeuw voor de zon. Ik hoefde niet bang te zijn dat ik zo ver zou afglijden dat armoede mij niet meer raakte omdat ik heel helder besefte dat ik de arme, noodlijdende mens altijd om me heen heb.

'In every problem the solution is there, our responsibility is to provide it.
In every crisis the reason is there, our challenge is to understand it'.


Josta Vaseur
Advertenties

Monday 06 May
Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May