Column: Rouwverwerking (1): ontmoeting en afscheid
17 Jan 2011, 08:00
foto


Op oudejaarsnacht werd mijn moeder met spoed opgenomen in het ziekenhuis wegens een complicatie bij een kankerbehandeling. Na een pijnlijke strijd van 10 dagen stierf ze in het ziekenhuis.
Als kind leef je met het gevoel dat je vader en je moeder nooit dood zullen gaan en altijd voor je zullen zijn.
Pas als je volwassen bent en de dood een bekend onderdeel van het leven wordt, leer je die verschrikkelijke waarheid kennen.

Al snel na de opname was de diagnose vastgesteld: ze zou het niet overleven.
Als je dat hoort, dan lijkt het net alsof iemand je met een enorme vuist tegen je hoofd slaat: je bent volledig dizzy en voelt je onwerkelijk.
Maar die klap is niets vergeleken bij het aangezicht van haar strijd tegen de dood. Kermend en biddend tot God om haar mee te nemen en tegelijkertijd ook vechtend om door te mogen leven. De grootste pijn zit in het aanschouwen van die strijd in de wetenschap dat je niets kunt doen en het resultaat vaststaat.
Op een bepaald moment heb je de innige wens dat ze snel uit haar lijden kan worden verlost en haar rust kon vinden. Maar als het moment eenmaal daar is, ben je helemaal niet opgelucht. Een gevoel van wanhoop blijkt vervangen te zijn door een intens gevoel van verdriet, schuld en eenzaamheid.

Als kind leef je in een wereld van plezier en besef je niet welke zorgen je ouders hebben.
Na zijn middelbare school ging mijn zoon trekken door Azië. We leven in een tijdperk van de mobiele telefoon. Het liefst wilde ik elke dag contact met hem. Op een gegeven moment hoorden we al drie dagen niets van hem. Een gevoel van onrust overviel ons. Waar is het telefoonnummer van de Nederlandse ambassade in Vietnam? Wie kunnen we bellen in Hanoi? Is hij opgesloten in een gevangenis en hebben ze de sleutel weggegooid of ligt hij dood langs de weg? Paniek en angst nemen bezit van je lichaam. Toen hij belde met “Pa, ik heb lekker zitten chillen aan het strand in het maanlicht. Moeten jullie ook een keer doen!” antwoordde ik met blijdschap in mijn stem omdat hij nog leefde: “Gaan je moeder en ik beslist nog een keer doen.”

Na mijn eindexamen van de middelbare school huurden we met zes (Hollandse) jongens en meisjes een VW-busje om een maand lang door de Franse alpen te trekken. Dat was in een tijd dat er geen mobiele telefoon bestond en contact met het thuisfront niet zo gemakkelijk was. Aan het eind van de tour bedacht ik me dat mijn moeder jarig was. Ik wilde terug zijn op haar verjaardag en spoorde mijn vrienden en vriendinnen aan om met een rotvaart door Frankrijk en België te racen zodat ik op tijd in Zoetermeer kon zijn. Ik was blut en had geen geld om bloemen te kopen. Onderweg stopten we langs een weiland, zodat ik wat madeliefjes of iets dergelijks bij elkaar kon plukken.
Ik kwam in de avond aan. Ik gaf mijn moeder het goedkoopste cadeau. Ze knuffelde me hartstochtelijk. Ik dacht dat ze blij was met het gebaar. Later realiseerde ik me dat ze vooral opgelucht was dat ik nog leefde.
Bij haar dood bekruipt me een schuldgevoel. Wanneer heb ik haar nog meer pijn gedaan? Heb ik wel genoeg gedaan om haar leven aangenaam te maken? Ben ik wel de goede zoon geweest die een lieve moeder verdient?

Ik heb vaker vrienden gecondoleerd met het verlies van een dierbare. Maar op een of andere manier is de betekenis ervan nooit goed tot me doorgedrongen en leek het een formaliteit.
Nu heb ik de waarde ervan ervaren. Vrienden die hun verhalen van smart met je delen en je steunen. De formaliteit van de condoleance is een kussen geworden waarop je steunt in de vrije val van het verdriet.
Ik heb afscheid kunnen nemen van mijn moeder door aan haar sterfbed te staan. Een goede vriend vertelde me dat hij in Italië was toen zijn moeder op sterven lag in Suriname. De familie zat aan haar sterfbed en had per mobiele telefoon contact met hem opgenomen. Hij moest via zijn mobiel afscheid van haar nemen en haar toespreken terwijl ze stierf. Het is een hartverscheurend verhaal. Ik voel zijn pijn nog als ik eraan denk.

De dood van mijn oude moeder brengt zoveel onrustige gedachten in me naar boven. Ze was ruim 65 jaar samen met mijn vader. Twee lieve oude mensen, altijd samen, altijd klaar staan voor hun kinderen. Sinds 8 december 1982 dragen ze samen de vreselijke last van het verlies van hun eerste zoon. Zij is gestorven zonder dat ze gerechtigheid heeft kunnen meemaken.
Het aanschouwen van het verdriet van die oude man, die mij zo dierbaar is, is net zo pijnlijk als het gemis van mijn moeder.

Hoe zal het ons vergaan als wij zo oud zijn? Hoe nemen we afscheid van elkaar aan het eind van ons leven? Deze vragen borrelen bij me op.
De manier waarop je het laatste afscheid neemt, hangt nauw samen met de manier waarop je elkaar ontmoet en hoe je relatie groeit.
Hoe liefdevoller de ontmoeting en de daaropvolgende relatie, hoe triester het afscheid. Het heerlijke gevoel van liefde is onlosmakelijk verbonden met de ondraaglijke pijn van het verlies daarvan.

Toen ik haar de eerste keer zag op de huiswerkbegeleiding in Den Haag was ik op slag verliefd. We gaven samen les aan kinderen die studiebegeleiding nodig hadden. Het was onderdeel van het politieke werk van de Nederlandse afdeling van de Volkspartij.
Maar als verlegen jongeman heb je niet geleerd om je gevoelens te uiten en voer je oppervlakkige gesprekken waarin je koortsachtig probeert om je echte gevoelens verborgen te houden.
“Is er iets,” vroeg ze, toen ze zag dat ik haar observeerde.
“Ja, er is iets heel belangrijks. Ik hou van je! Ik ben stapelverliefd op je. Ik wil je lippen kussen. Ik wil je dicht tegen me aandrukken. Ik wil met je naar BED!”
Dat is wat je eigenlijk wilt zeggen, maar uit vrees voor een afwijzing zeg je: “Eh… Sakuntela heeft problemen met haar Engels. Kan je haar even helpen?”

Mijn stoere vrienden hadden leuke intro’s klaar als ze een meisje wilden versieren.
“Heb je je bezeerd … toen je uit de hemel kwam vallen?”
“Ben je niet moe? Je rent al de hele tijd in mijn hoofd.”
Op een bijeenkomst van de Volkspartij in het gebouw van Vereniging Ons Suriname in Amsterdam waar Ruben Lie Paw Sam en Eddie Jharap het woord voerden over klassenstrijd en andere belangrijke zaken die langs me heen gingen, deed ik een dappere poging. Ik benaderde haar met een vraag die geheel in de traditionele Hindostaanse man-vrouw verhouding past: “Zou je een glas cola voor me willen halen?”
Zij: “Ga het lekker zelf halen! Ik ben je bediende niet.”
Ik stond perplex en dook van schaamte en smart ineen zonder dat iemand dat merkte.
Pas later heb ik de trucjes geleerd van hoe je een feminist moet versieren?”

In liefde oud worden. Dat is een proces van vallen en opstaan waarbij twee levens samensmelten tot één bestaan. De eerste ruzies die eindigen in vergeving vanuit de hunkering van het samenzijn. De natuur helpt een handje. Seks na een ruzie is beestenseks, ongeremd en gepassioneerd tegenover de vanilla seks van elke dag.
De zorg voor je kinderen. De gedeelde vreugde en smart bij duizenden gebeurtenissen uit het leven van ieder mens. De gebruiken en gewoonten van het omgaan met elkaar. Een blik, een streling, een knuffel, die voorkomt dat een irritatie tot een ruzie groeit. Een kopje thee aan het eind van de avond om het samenzijn van de dag te besluiten. Ze vormen de weefgetouwen voor een tapijt waarin twee levens die ooit apart bestonden, in elkaar vervlochten zijn tot één bestaan.

Ik vraag me af hoe het ons zal vergaan aan het eind van ons leven?
Wat voor gesprek voeren mensen, die in liefde oud geworden zijn, in de intimiteit van het sterfbed.

Is het een gesprek van wanhoop?
Hij: “Lievie, ga niet weg, blijf bij me.”
Zij: “Kom met me mee. Laat me niet alleen naar boven gaan.”
Hij: “Loop jij voorop, ik kom snel achter je aan. Dan zal ik opnieuw voor je zorgen. Ga naar je moeder en je vader, ga naar onze zoon die op je wacht”
Zij: “Ik ben zo verdrietig. Nu ga je ochtends alleen aan je ontbijt zitten?”
Hij: “Het leven zonder jou heeft geen zin.”

Of is het de conversatie van de rust en de acceptatie?
Hij: “Ik ben vanochtend met die kleintjes naar het park geweest om de eendjes te voeren. Pravini zegt tegen de eendjes: ‘Dit is van par-nani voor jou’. En Amrit zegt: ‘Dit is van par-aji voor alle eendjes.’ Die jongen wordt snel groot. Hij is heel verstandig.”
Zij (plagerig): “Hij lijkt veel op jou, alleen is hij op zijn 8-ste jaar verstandiger dan jij op je 80-ste.”
Hij: “Zij heeft jouw ogen en ze praat zoals jij praat. Volgens mij is ze een reïncarnatie van jou.”
Zij: “Je moet je Hindoe-vrienden vragen hoe dat kan?”
Hij: “Wat?”
Zij: “Hoe ik kan reïncarneren zonder dat ik dood ben.”

Of misschien is het wel de laatste romantische flirt van een feminist op haar sterfbed.
Zij: “Weet je wat ik graag nog zou willen doen?”
Hij: “Wat?”
Zij: “Ik zou nog een laatste glas cola voor je willen halen?”
Hij: “Ik heb thee gezet. Er wachten twee lege kopjes op ons. Ga je mee om ze samen te vullen?”
Als antwoord sluit ze definitief haar ogen met een glimlach op haar mond.
En terwijl zijn tranen langs een gerimpelde hand vloeien naar haar lippen, zegt hij: “Rust zacht, lieve schat.”

Sandew Hira

sandewhira@amcon.nl


Advertenties

Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May