Ontslag Hofpresident in strijd met Europese Conventie
07 Feb 2017, 04:24
foto


(Zaak Hongarije vs. Mr. Baka)

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft onlangs een belangwekkende uitspraak (No. 20261/12), gedaan. Het betrof een omstreden ontslag van de president van het Hooggerechtshof van Hongarije, Mr. Andras Baka. Hij had in zijn hoedanigheid als president van het hoogste rechtsorgaan, felle kritiek geleverd op grondwetswijzigingen, waarvan hij vond dat deze niet in het belang waren van rechters en de rechterlijke macht.

Een van de wijzigingen betrof het verlagen van de pensioengerechtigde leeftijd van rechters, van 70 naar 62 jaar. Deze ontslagprocedure was ingezet nadat Mr. Baka in het parlement was verschenen en daar de omstreden wetswijzigingen stevig aan de kaak had gesteld.
Als gevolg van deze wetswijziging zou Mr. Baka tezamen met 200 andere collega-rechters vervroegd met ontslag moeten gaan. Dit terwijl Hongarije juist met een tekort aan rechters kampte. De wijziging zou directe werking hebben, zonder de mogelijkheid van hoger beroep. Mr. Baka vocht zijn ontslag aan bij het EHRM op twee gronden, namelijk artikel 6 (toegang tot de rechter) en artikel 10, (vrijheid van meningsuiting).

Terzake artikel 6:

- Vast stond dat, hoewel de nationale wetgeving hierin wel voorzag, Mr. Baka geen beroepsmogelijkheid ter beschikking had tegen zijn omstreden vroegtijdig ontslag. Hij voerde ook aan dat zijn ontslag een rancuneuze beslissing was van de uitvoerende macht, namelijk in reactie op zijn publieke en openlijke kritiek op de ‘Executive’ en ‘Legislative’ terzake de constitutionele hervormingen van de rechterlijke macht; Mr. Baka betoogde bij het Europees Hof dat de handelingen van de regering en parlement om via wetswijzigingen een aantal rechters naar huis te sturen, een inmenging was in de onafhankelijke functionering van de rechterlijke macht.

- Het Hof oordeelde dat niettegenstaande het feit dat er hoger beroepsmiddelen uitdrukkelijk aanwezig waren in de nationale wetgeving voor Mr. Baka, de Hongaarse Staat belanghebbende deze in de nationale wetgeving verankerde rechten had ontnomen, hetgeen in strijd was met Artikel 6 para 1 EVRM (toegang tot de onafhankelijke rechter).

- Terzake artikel 10 (Vrijheid van meningsuiting):

De Staat voerde het verweer dat het ontslag van de president een betere garantie beoogt voor de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, en derhalve was de interventie via het ondernomen wetgevingsproces in het parlement noodzakelijk. Het Hof verwierp dit verweer op grond van het ontbreken van een causaal verband tussen het handhaven van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, zoals opgevoerd, en een vroegtijdig ontslag van de Hofpresident. Voorts, dat het ontslag in kwestie niet alleen iedere wettelijke grondslag ontbeerde, maar bovendien geen verband had met bijvoorbeeld de competentie en wangedrag van de rechter, welke enkel een ontslag kunnen rechtvaardigen.

Evaluerend naar de aard van de publieke kritieken van de Hofpresident, oordeelde het Europees Hof dat deze uitsluitend waren gedaan in de professionele context. Dit is gebeurd in het belang van het publiek en derhalve zulke meningen juist een hogere bescherming behoren te genieten, zonder enige vorm van inmenging van de wetgevende en/of uitvoerende machten.


Mr. Drs. Sardhanand Panchoe
Kampala, Oeganda

Het arrest is hierbij aangehecht, en in extenso toegankelijk voor de lezer.
pdf-icon.gif CASE_OF_BAKA_v._HUNGARY_.pdf                
Advertenties

Monday 06 May
Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May