Fernald: Goed inzicht probleem voor betere GLO-resultaat

Telkens als de resultaten van het Gewoon Lager Onderwijs (GLO toets) gepresenteerd worden, uiten wij onze ontevredenheid over de slechte resultaten. Daarna gaan wij steevast over tot de orde van dag. Indien de kernproblemen niet blootgelegd worden, zal het ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur geen doelgerichte maatregelen nemen. Het probleem wordt naar het volgende jaar verschoven en het is dus niet te verwachten dat er dan wel significante en duurzame verbeteringen zullen optreden. Marginale Fluctuaties in slagingspercentages zullen altijd wel optreden, maar een duurzaam herstel en een aanhoudende stijgende lijn zal zich niet ontwikkelen. Deze conclusie trekt Ivan Fernald, die jarenlang verbonden is geweest aan het onderwijs.

De kwaliteit en het rendement van ons onderwijs staan ter discussie, meent Fernald. Reeds jaren is er grote bezorgdheid over de onbevredigende slagingspercentages. "Wij mogen gezien de resultaten van de GLO toets (6e klas), gerust spreken van een debacle in het onderwijs. Het landelijke slagingspercentage van de GLO-toets is 52.1% in het schooljaar 2016. Dat is een daling van ongeveer 4% ten opzichte van het schooljaar 2015. Bijkans de helft van de kandidaten slaagt dus niet voor de toelatingstoets Mulo. Dat is alarmerend en dwingt tot het stellen van vragen aan de beleidsmakers.

Gedegen onderzoek en doelgerichte maatregelen
Het ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur moet zich ernstig en diepgaand beraden over de redenen die hieraan ten grondslag liggen. Hierbij moeten alle actoren betrokken worden en een zinvolle bijdrage leveren. In de eerste plaats moet er kwantitatief sociaal-wetenschappelijk onderzoek gedaan worden. "Beweringen moeten niet gebaseerd zijn op toevallige ervaringen en veronderstellingen, maar moeten gebaseerd zijn op gedegen onderzoek. Maar al te vaak doen functionarissen subjectieve uitspraken die soms zelfs tegenstrijdig zijn, stelt Fernald.

Haast iedereen heeft wel zijn of haar opvattingen over de oorzaken van de problemen waarmee het onderwijs te kampen heeft, in het bijzonder over de niet bevredigende onderwijsresultaten. Afhankelijk van de invalshoek wordt de focus gelegd bij leerlingen, leerkrachten, ouders en het ministerie van onderwijs. Veel gehoorde uitlatingen variëren van ongemotiveerde leerlingen, onderbrekingen in het onderwijs, weinig stimulerende leeromgeving, volle klassen, (ver boven de gemiddelde klassedeler), fysieke omstandigheden op school, verouderde leermiddelen tot sociaal economische omstandigheden, ouders die geen of nauwelijks betrokkenheid hebben met de school, ad hoc beleid, gebrek aan leiderschap en zwakke instituten.

Gedegen (wetenschappelijk) onderzoek zou de werkelijke oorzaken moeten blootleggen, meent Fernald. Er zal rekening gehouden moeten worden met alle variabelen die invloed kunnen hebben op de onderzochte begrippen. Objectief onderzoek is slechts mogelijk indien er geput kan worden uit recente data. Data-verzameling is noodzakelijk om inzicht in de problematiek te krijgen en de juiste conclusies te trekken. De data moet betrouwbaar en volledig zijn. Dat is in Suriname niet altijd het geval. Als het onderzoek valide is, kunnen wij generaliserende uitspraken doen. In elk geval is het een complex probleem dat een multidisciplinaire aanpak vereist.

Meerdere aspecten beschouwen
"Wij moeten ons niet blindstaren of beperken tot kennisname van slagingspercentages. Dit zegt niets over de doelmatigheid en efficiëntie van scholen. Ik pleit ervoor om de doorstroming van leerlingen per school, maar ook de doorstroming naar opeenvolgende onderwijsniveaus, onder de loep te nemen. Bovendien zijn er districten die stelselmatig onder het landelijke gemiddelde presteren. Daartoe behoren Sipaliwini, Marowijne , Brokopondo en Coronie. Er zijn fundamentele problemen die structurele maatregelen vereisen," zegt Fernald.