Boedelproblematiek in Suriname: Een reactie
01 Sep 2016, 02:38
foto
Carlo Jadnanansing


Hoewel de boedelproblematiek in Suriname één van de fundamentele factoren is met een stagnerende invloed op de ontwikkeling van onze economie, en het reeds daarom van belang is dat daarover van gedachten gewisseld wordt, met de bedoeling uiteindelijk tot een oplossing te komen, moet onderkend worden dat het hier om een vrij technische materie gaat. Een die het terrein is primair van juristen, maar zeker ook van o.a. landmeetkundigen, planologen, bestuurskundigen en uiteraard ook van politici die wel bekend moeten zijn met de materie. Maar ook voor de directe belanghebbenden, de nazaten van de voormalige eigenaren, zij het dat voor hen de problematiek misschien op een andere manier toegankelijk gemaakt moet worden.

Het is daarom prijzenswaardig dat het medium Starnieuws bereid is zijn kolommen open te stellen voor discussie over deze materie. Het is mij opgevallen dat er onder de juristen niet veel belangstelling getoond wordt voor de boedelproblematiek als wij afgaan op hetgeen daarover in het Surinaams Juristen Blad in de afgelopen 50 jaar is gepubliceerd.
Ik wil daarom nogmaals mijn waardering uitspreken voor mevrouw Mr.Dr. A.C. Akkal-Ramautar dat zij vele jaren besteed heeft aan de studie van de onverdeelde boedels hetgeen geresulteerd heeft in een degelijke en goed gedocumenteerde dissertatie.

Ook de snelheid waarmee zij gereageerd heeft met goed onderbouwde argumenten, toont aan dat zij bezield is door de boedelproblematiek.
De Surinaamse samenleving heeft werkelijk behoefte aan een ‘Verlosser’ op dit gebied. Wellicht zou de gepromoveerde een voortrekkersrol hierbij kunnen vervullen. Vast staat dat de discussie op gang lijkt te komen. Ik wil ook niet-juristen die belangstelling en kennis hebben van deze materie, en die zijn er velen, uitnodigen deel te nemen aan de gedachtewisseling. Zoals ik eerder opmerkte gaat het niet uitsluitend om voer voor juristen.

In haar reactie heeft Akkal-Ramautar heel veel punten naar voren gebracht waarover het de moeite waard is om op te reageren. Ik heb besloten mij in deze reactie slechts te richten op twee vragen die zij rechtstreeks aan mij gesteld heeft.
Ik moet wel zeggen dat deze vragen van technisch-juridische aard zijn, maar dat ik toch zal pogen om een ook voor niet-juristen begrijpelijk antwoord te geven.

1. Status plantagebesturen
Hierbij wil ik in de eerste plaats opmerken dat ik anders dan de auteur geen studie gemaakt heb van dit onderwerp. Het is ook geen onderwerp dat men uit bestaande handboeken kan bestuderen. Desondanks zal ik pogen onder voorbehoud, een voorlopige mening te geven.
De plantagebesturen hebben soms wel en soms geen status van rechtspersoon. Een rechtspersoon is een orgaan dat (evenals een natuurlijke persoon, dus iemand van vlees en bloed) zelfstandig rechten en verplichtingen kan hebben. Rechtspersonen zijn bijvoorbeeld verenigingen en stichtingen. Deze worden vertegenwoordigd door het bestuur van deze organisaties. Een vereniging kent leden en een stichting niet. Bij een plantage zou men dus verwachten dat gekozen wordt voor de vorm van vereniging. Naar ik begrepen heb komt de rechtsvorm van stichting echter vaker voor. Dit waarschijnlijk vanwege het feit dat de stichting veel sneller en wel bij notariële akte kan worden opgericht. De oprichting van een vereniging loopt via het ministerie van Justitie en Politie en kan soms jaren duren. De negatieve kant van de stichting is echter dat het bestuur, eventueel onder toezicht van een Raad van Toezicht, de stichting bestuurt zonder verantwoording aan leden te behoeven af te leggen.

De plantagebesturen zijn een authentieke Surinaamse rechtsvinding die in het leven geroepen zijn om ordening te brengen in het beheer van de plantages. Ook al hebben zij rechtspersoonlijkheid, dan nog wordt geen afbreuk gedaan aan het erfrechtelijke principe dat de eigenaren van de plantage de gezamenlijke erfgenamen zijn en niemand anders. De plantagebesturen zijn daarom alleen maar rechtsgeldig bezig als zij een machtiging van alle erfgenamen hebben. Dit schijnt in de praktijk echter bijna nooit het geval te zijn. Dat betekent dat de door de plantagebesturen met derden gesloten overeenkomsten, het gevaar lopen in rechte vernietigd te kunnen worden. Ik moet zeggen dat naar ik begrepen heb de plantagebesturen alleen beheersovereenkomsten maken bijvoorbeeld huurovereenkomsten, maar geen beschikkingsovereenkomsten bijvoorbeeld overdracht in eigendom of erfpacht van delen van de plantages.

Zolang de erfgenamen niet opkomen tegen de door de plantagebesturen gesloten overeenkomsten, zal alles goed gaan en dit lijkt al decennia te gebeuren. Mochten de erfgenamen, en ook al zou het slechts een gedeelte daarvan zijn, de huurovereenkomsten in rechte aantasten, dan is vernietiging of nietigverklaring door de rechter niet denkbeeldig. Overigens begreep ik uit de media dat de plantage La Prosperite problemen heeft met huurders die weigeren de huur te betalen. Het plantagebestuur heeft gedreigd met processen. Uit juridisch oogpunt hoop ik dat inderdaad één of meer processen gevoerd worden, zodat de rechter een oordeel kan geven over de rechtsgeldigheid van de overeenkomst.

2. Rechtsgeldigheid in de verkoop en overdracht van onverdeelde aandelen in boedels
Deze vraag is van nog meer juridisch-technische aard dan de eerste, maar ook hierop zal ik proberen antwoord te geven. Ik ben het met de auteur eens dat op grond van de in Nederland bestaande jurisprudentie, de overdracht van een onverdeeld aandeel in één bepaald goed door een erfgenaam niet mogelijk geacht moet worden. De achterliggende gedachte is dat een erfgenaam zijn mede-erfgenamen niet alleen niet moet opschepen met vreemdelingen in de boedel, maar dat hij als hij zijn aandeel in bijvoorbeeld tien goederen aan tien verschillende personen zou kunnen overdragen hij de boedelafwikkeling veel ingewikkelder maakt voor zijn mede-erfgenamen. Uit mijn eigen praktijkervaring moet ik zeggen dat in Suriname vele notarissen eraan meewerken dat een onverdeeld aandeel in een onroerend goed kan worden overgedragen.

Ik moet wel opmerken dat ook in Nederland overdracht van een onverdeeld aandeel in een bepaald onroerend goed, mogelijk geacht wordt als alle erfgenamen hun toestemming daartoe geven. Kraan heeft de mogelijkheid geopperd dat de toestemming ook stilzwijgend verleend zou kunnen worden. Uit een recent vonnis van de kantonrechter zou geconcludeerd kunnen worden dat in tenminste één geval de kantonrechter in deze richting heeft geoordeeld. Bij de bouw van een groot hotel verkochten alle erfgenamen met uitzondering van één, hun aandeel. De niet-meewerkende erfgenaam verzocht de kantonrechter de overdracht van de mede-erfgenamen te vernietigen althans nietig te verklaren. De kantonrechter willigde dit verzoek echter niet in, omdat overwogen werd dat de onwillige erfgenaam ook betrokken was bij de onderhandelingen over de koopsom, maar niet verkocht heeft omdat de koopsom niet hoog genoeg werd bevonden. Hoewel dat niet met zoveel woorden is gezegd, ging de kantonrechter er blijkbaar vanuit dat de desbetreffende erfgenaam wel akkoord ging met de verkoop, maar de koopsom te laag vond. Van complicaties bij de boedelverdeling was dus geen sprake.

Als eerste reactie laat ik het hierbij. Ik hoop over enige tijd in te gaan op de opmerkingen die Akkal-Ramautar gemaakt heeft over het begrip allodiale eigendom en erfelijk bezit.

Carlo Jadnanansing
Paramaribo, 31 augustus 2016
Advertenties

Monday 06 May
Sunday 05 May
Saturday 04 May