Constitutionele crisisproblemen (deel 2)
04 Aug 2016, 20:22
foto


Met verwijzing naar deel 1 van dit artikel kan het volgende resumerend, samenvattend worden gesteld. Onder toetsing moet worden verstaan het onderzoek door het bevoegde orgaan van/naar de rechtsgeldigheid van het door hem toe te passen recht.

De hooggeleerde Stellinga formuleert en vertaalt het vervolgens alsvolgt:” Het bevoegde orgaan behoort te onderzoeken of,
1. de, voor het tot stand brengen van het betreffende recht voorgeschreven, formaliteiten zijn in acht genomen; of anders geformuleerd: of artikel 80 van de Surinaamse Grondwet van toepassing is.
2. of het gegeven is door een bevoegd orgaan; of anders geformuleerd: het legitimiteits- en het legaliteitsbeginsel in de praktijk gebracht. en
3. of er strijd is met het recht (de abstracte norm), dat de maker van het door hem toe te passen recht (de concrete of onderliggende norm), behoorde in acht te nemen; het welk als regel hoger recht zal zijn.
N.B. Het bevoegde onderzoekende orgaan terzake kan volgens de Grondwet van Suriname (1987/1992) zijn: a. de gewone rechter (artt. 106 en 137), b. het Constitutioneel Hof art.(144) en c. De Nationale Assemblee (artt.170 en 171)

“Bevoegdheid tot beantwoording Constitutioneelrechtelijk vraagstuk.” (letterlijk citaat.)
(Bron:vonnis Krijgsraad d.d 11 mei 2012, pagina 18)

I . “(Derhalve) acht de Krijgsraad zich niet bevoegd de gewijzigde Amnestiewet rechtstreeks aan artikel 131 lid 3 van de Grondwet te toetsen.” “De(ze) prejudiciële, constitutionele rechtsvraag behoeft dringende beantwoording.”...door het Constitutionele Hof.(zie brief Auditeur- militair, mr Elgin d.d. 4 maart 2014)
Uit het voorgaande citaat kan worden gepuurd, dat het toetsingsobject is “de gewijzigde Amnestiewet”, een abstracte norm dus, een de (dwz alle) burgers bindende regel en geen concrete norm, geen concreet geval. Terecht stelt daarom de Krijgsraad vast, dat zij niet bevoegd is om te toetsen.

N.B. De Grondwet heeft deze bevoegdheid wel toegekend aan het Constitutioneel Hof uit artikel 144 van de Grondwet.

II . Vonnis Krijgsraad d.d. 9 juni 2016 Pagina 4:
Grondwet artikel 137 is de grondwettelijke basis, waaraan de Krijgsraad haar bevoegdheid ontleent om te toetsen en de rechtsvraag: ” In hoeverre is (er) door de afkondiging van de gewijzigde Amnestiewet sprake van inmenging in een zaak bij de rechter aanhangig?” (Art 131 lid 3 Grondwet Suriname) “ te beantwoorden.”(letterlijk citaat) Nu acht de Krijgsraad zich wel bevoegd om de rechtsvraag te beantwoorden.
“Artikel 137 (luidt als volgt): Voor zover de rechter in een concreet aan hem voorgelegd geval toepassing van een bepaling van een wet strijdig oordeelt met één of meer in hoofdstuk V genoemde grondrechten, verklaart hij die toepassing voor dat geval ongeoorloofd.”(letterlijk citaat) Uit het bovenstaande kan worden gekonkludeerd, dat de Krijgsraad kennelijk van mening is veranderd en zichzelf nu wel bevoegd acht om op basis van artikel 137 Grondwet de door haar opgeworpen prealabele rechtsvraag zelf te beantwoorden!

Deze veranderde stellingname levert de volgende vraagpunten op:
a. welke is het concreet aan de rechter voorgelegd geval?
b. welk is het toegepaste artikel? c. welk besluit heeft het toegepaste artikel opgeleverd? d. met welk grondrechtenartikel (geconcentreerd in hoofdstuk V) (137 Grw.) of e. met welke self-executing verdragsbepaling (106) Grw is dit besluit in strijd? (noot 1)
De vraagpunten b. en c. kunnen als de onderliggende norm worden gekwalificeerd. Dat wil zeggen, dat zij de explicitering zijn van de abstracte norm, de nadere concretisering. Het antwoord op deze vragen zal moeten opleveren de oorzaak van de strijdigheid.
Van de vraagpunten d. en e. kan worden gezegd, dat zij waarborgen moeten opleveren voor de bescherming van de individuele burger tegen de 'almachtige overheid' en geen bevoegdheid verlenen aan de gewone rechter om zelfstandig en wel 'zonder meer' over te gaan tot toetsing van de prealabele vraag.

Vergelijk de argumentering van de Krijgsraad luidende:

Argumentatie Krijgsraad 1. De regering en De Nationale Assemblee hebben ernstig verzuimd om tijdig het Constitutionele Hof operationeel te maken.
2. Dat daardoor de schorsing van het proces (ingesteld door de Krijgsraad) 'onredelijk lang' ( vier (4) jaar) heeft geduurd en
3. dat daardoor de artikelen 10 van de Surinaamse Grondwet, 14 uit het Internationaal verdrag inzake Burgerrechten en Politieke rechten (Bupo verdrag) en 8 lid 1 uit het Inter-Amerikaans verdrag inzake de Rechten van de Mens zijn geschonden. Door wie...?
Deze eerdergenoemde artikelen hebben de bedoeling om een ieder, iedere burger te garanderen, dat als hij een zaak heeft lopen bij de rechter, hij erop mag rekenen, dat deze zaak binnen een redelijke termijn zal worden afgewikkeld.

Artikel 10 Grondwet Suriname:” Eenieder heeft bij aantasting van zijn rechten en vrijheden aanspraak op een eerlijke en openbare behandeling van zijn klacht binnen redelijke termijn door een onafhankelijke en onpartijdige rechter.”
Deze artikelen geven enerzijds een aanspraak aan de burger, iedere burger, en leggen anderzijds een verplichting op degene, die de leiding heeft van/in het lopende proces.

N.B.Hoe staat het met de duur van de kort-gedingen in Suriname?

Concluderend kunnen we stellen:
1. dat aan de Krijgsraad, in zijn hoedanigheid van gewone rechter, de bevoegdheid toekomt om te mogen toetsen op basis van artikel 137 Grondwet;
2. dat de Krijgsraad verzuimd heeft om de eerdergenoemde vragen sub b. en c. te beantwoorden. De abstracte en de concrete, de onderliggende norm zijn niet tegenover elkaar gesteld en getoetst en de exacte vaststelling van de strijdigheid heeft daarom niet plaatsgevonden. De aangehaalde – nationale en internationale – grondrechten zijn niet van toepassing op deze case, omdat zij gericht zijn op het individueel belang van de individuele burger, welk belang hier niet is ingeroepen;
3. het beroep op artikel 137 mist daardoor zijn juridische basis en kan daarom niet worden gehanteerd;

Tenslotte heeft de Krijgsraad artikel 1 uit de gewijzigde Amnestiewet wetgevings-technisch geformuleerd, geïntegreerd en operationeel gemaakt voor de toetsing van de door haar opgeworpen rechtsvraag t.w.:”In hoeverre is (er) door de afkondiging van de gewijzigde Amnestiewet sprake van inmenging in een zaak bij de rechter aanhangig?” (Art 131 lid 3 Grondwet Suriname).

N.b. de afkondiging op zich moet als onderdeel van het totstandkomingsproces van een wet in formele zin worden gezien. Het is een vormvereiste en mag derhalve niet door de gewone rechter worden getoetst. Dit is vaste jurisprudentie!
Kennelijk beoogt de Krijgsraad te stellen, dat de Amnestiewet op zich de strijdigheid oplevert. Indien dat het geval zou zijn dan zou de Krijgsraad niet bevoegd zijn tot toetsing over te gaan. De Amnestiewet is immers een abstracte norm, een alle burgers bindende regel en levert geen”: toepassing van een bepaling van een wet op, een toepassing die strijdig zou kunnen worden geoordeeld met één of meer in hoofdstuk V genoemde grondrechten (zie artikel 137 Grw.).

Indien de vaststelling van de Krijgsraad correct zou zijn, zou de toetsingsbevoegdheid toekomen aan het Constitutionele Hof of de nationale wetgever, dat zijn de Regering en De Nationale Assemblee.
Het argument van de Krijgsraad t.w.:” dat genoemde wetswijziging op het moment dat de strafzaken in een dergelijk vergevorderd stadium van behandeling bij de rechter (de Krijgsraad) waren, namelijk het requisitoir, zonder meer (noot 2) kan worden aangemerkt als inmenging in een lopende strafzaak, hetgeen volgens artikel 131 lid 3 van de Grondwet, verboden is. “(letterlijk citaat) mist een juridische onderbouwing.

Het getuigt niet van grote zorgvuldigheid om een zo cruciale toetsing , die kan leiden tot zulke grote rechtsgevolgen als strijd met de Grondwet af te doen met het predicaat ‘zonder meer’.
In deze stand van zaken kan alleen worden geconcludeerd, dat 'le juge n’est que la bouche de la loi'. De rechter mag slechts recht spreken volgens de wet. Artikel 12 van de wet Algemene bepalingen der wetgeving van Suriname (G.B. 1968 NO. 14) onderstreept dit adagium en stelt:” De rechter moet volgens de wettelijke regelingen rechtspreken; hij mag in geen geval haar innerlijke waarde of billijkheid beoordelen.” Het laatste woord is aan de Krijgsraad!

Mr. S.Polanen, 4 Augustus 2016

Noten
1. Self-executing dat wil zeggen dat deze verdragsartikelen zich richten tot de individuele staatsburger, de justitiabele en hem aanspraken geven of verplichtingen opleggen. Normaliter richt een
verdrag zich tot de staat/staten, die partij is/zijn bij het verdrag en niet tot de onderdanen/burgers van de staat.
2. '..zonder meer..' betekent volgens Van Dale grootwoordenboek: zonder dat er iets bij komt, ohne weiteres... In dit geval kennelijk zonder verdere, nadere onderbouwing (S.Polanen)
Advertenties

Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May