Constitutionele crisisproblemen in Republiek Suriname
05 Jul 2016, 04:58
foto


Dit artikel heeft tot doel om een kritische beschouwing te geven over het vonnis van de Krijgsraad van 11 mei 2012. Als uitgangspunt heb ik gekozen de conclusie uit het vonnis van de Krijgsraad. Deze luidt alsvolgt: ”De prealabele, prejudiciële, constitutionele rechtsvraag behoeft echter naar het oordeel van de Krijgsraad dringende beantwoording alvorens de Krijgsraad een beslissing kan nemen met betrekking tot de ontvankelijkheid (van de Auditeur-militair s.c.” (letterlijk citaat vonnis Krijgsraad).
Deze rechtsvraag luidt aldus de Krijgsraad: ”In hoeverre is er door de afkondiging van de gewijzigde Amnestiewet sprake van inmenging in een zaak bij de rechter aanhangig?” (Art 131 lid 3 Grondwet Suriname) “...Artikel 80 lid2 regelt deze vraag echter niet voor de gewone rechter, w.o. de Krijgsraad en verleent (daarom) geen toetsingsbevoegdheid aan deze rechter. (Derhalve) acht de Krijgsraad zich niet bevoegd de gewijzigde Amnestiewet rechtstreeks aan artikel 131 lid 3 van de Grondwet te toetsen.” (letterlijk citaat Bron:vonnis Krijgsraad d.d 11 mei 2012).

Deze vraag heeft alles te maken met het begrip toetsen en behoort thuis onder het begrip toetsing.

Vormen van toetsing
Door de juridische wetenschap is het begrip toetsing nader uitgewerkt en uitgediept. De conclusies van dit onderzoek kunnen hier bruikbaar worden gemaakt. De volgende indeling kan de lezer een goed beeld en een nuttig overzicht geven.
I a. De abstracte of norm-toetsing d.w.z. de algemeen de (alle) burgers, d.w.z. justitiabelen – natuurlijke en rechtspersonen - ver-bindende regel wordt getoetst op verenigbaarheid met een als hoger beschouwde rechtsregel, en b. de concrete of gevals-toetsing. Het laatste vindt plaats, wanneer in een individueel concreet geval de wet wordt/is toegepast en bijvoorbeeld een beschikking, een vergunning met voorwaarden oplevert, die bestemd is voor één enkele burger d.w.z. één of meer justitiabelen – natuurlijke en rechtspersonen -. Hij alleen wordt gebonden. Getoetst moet worden of de algemene regel bevoegdelijk en op correcte wijze is toegepast en of het besluit op rechtmatige wijze tot stand is gekomen.

II De rechtsgevolgen van de toetsing: a. het onverbindend verklaren van de norm, de algemeen de (alle) burgers verbindende regel, waardoor de regel niet meer mag en kan worden toegepast. Artikel 80 lid 1 is dan niet meer van toepassing, of
b. het buiten toepassing laten of ongeoorloofd verklaren van het in een bepaald geval toegepaste wetsartikel voor dat specifieke geval, waardoor het aangevochten besluit, het resultaat van de toepassing van het artikel, zijn rechtskracht verliest. Het artikel evenwel, blijft van kracht en mag een volgende keer weer gebruikt worden.

III Toetsing betekent aantasting van het principe van de onschendbaarheid van de wet op grond van artikel 80 lid 1 van de Grondwet. Artikel 80 lid 2 van de Grondwet legitimeert, geeft toestemming voor deze aantasting door uitdrukkelijk te bepalen, dat het hierbij gaat om uitzonderingen op de algemene regel van artikel 80 lid 1. De artikelen 106, 137 en 144 van de Grondwet zijn daarom specifiek en speciaal genoemd.

IV Toetsingscriteria.
A. De lagere wet aan de hogere wet.
B. De wet aan de Grondwet.
C. De wet aan de grondrechten. (Suriname hoofdstuk V van de Grondwet).
D. De wet aan het verdrag, waarbij Suriname partij is.
E. De bevoegdheid van de rechter.

V De modaliteiten van toetsing.

Artikel 106 beperkt de werking van de toetsing van wettelijke regelingen tot toetsing aan het verdrag[en], verdrag(en),waarbij de Republiek Suriname partij is en dat - voor zover - die self-executing artikelen bevatten. Self-executing dat wil zeggen dat deze verdragsartikelen zich richten tot de individuele staatsburger, de justitiabele en hem aanspraken geven of verplichtingen opleggen. Normaliter richt een verdrag zich tot de staat/staten, die partij is/zijn bij het verdrag en niet tot de onderdanen/burgers van de staat.

Artikel 137 gaat uit van concrete gevalstoetsing, “de toepassing van een bepaling in een concreet geval” is het toetsingsobjekt en beperkt de toetsing tot “spiegeling” aan hoofdstuk V van de Surinaamse Grondwet, dat op geconcentreerde wijze de grondrechten bevat.

Artikel 144 is een zeer bijzondere vorm van toetsing. Terwijl artikelen 106 en 137 de “gewone” rechter bevoegd verklaren tot de uitoefening van de bevoegdheden, is de bevoegdheid tot 'norm-toetsing' uitsluitend en met uitsluiting van alle andere rechters gegeven aan het Constitutioneel Hof.

De bevoegdheden omvatten: 1. De 'norm'–toetsing. Deze toetsing heeft als sanctie de onverbindendverklaring of buitenwerkingstelling van de gehele norm. 2. De concrete gevalstoetsing. Deze toetsing heeft als sanctie het buiten toepassing verklaren of ongeoorloofd verklaren – en uitdrukkelijk niet het onverbindend verklaren - van de toepassing van enig artikel van een wet. Dit betekent, dat het orgaan, dat het artikel strijdig met de wet of de Grondwet heeft toegepast het artikel een volgende keer opnieuw mag gebruiken en toepassen. Dwz. het artikel heeft zijn gelding voor toepassing in ándere gevallen niet verloren.

De vraag die nu te beantwoorden overblijft is: ”welke methode heeft de Krijgsraad toegepast met het oogmerk om de prealabele, [pre]judiciële, constitutionele rechtsvraag, die zij [hij] zelf heeft opgeworpen, te beantwoorden?“ Het antwoord op deze vraag heeft weer gevolgen voor de positie van de auditeur-militair in verband met zijn bevoegdheden als ontvankelijke rekwisiteur.

Mr. S. Polanen
Paramaribo, 4 juli 2016
Advertenties

Monday 06 May
Sunday 05 May
Saturday 04 May