Gorré: 8 december, uit de hand gelopen situatie

Arthy Gorré concludeert dat op 8 december 1982 door een “warrige situatie zaken uit de hand zijn gelopen”. De opdracht tot de slachting zou volgens Gorré gegeven zijn door de toenmalige bataljonscommandant Paul Bhagwandas en garnizoenscommandant Roy Horb (beiden intussen wijlen). Legerbevelhebber Desi Bouterse was op 8 december ’s avonds tijdens de beschieting niet aanwezig in het fort, zei Gorré. Hij was vandaag als getuige opgevoerd door de raadsman Irwin Kanhai. Gorré is ook verdachte in deze zaak.

Volgens Gorré zou Bouterse niet in staat zijn om opdracht te geven om de vijftien mannen dood te schieten. Volgens de getuige is Bouterse een zachtaardige man die nooit zo een opdracht zou kunnen geven. Gorré vindt dat zijn ondergeschikte van toen, Birendrepersad Jankipersadsingh “enkele kronkels heeft”. Zijn verklaringen zouden niet kloppen. Volgens Gorré waren de lichamen van de slachtoffers niet bij Bastion Vere, de bovenverdieping van Fort Zeelandia, maar op de begane grond bij de trap. Hij heeft de lijken de volgende ochtend gezien, toen die afgevoerd werden naar het mortuarium.

Gorré werd in 1992 bevelhebber van het Nationaal Leger. Hij deelde mee dat hij voor deze functie is gevraagd op instigatie van de bevelhebber van het Nederlandse leger H.G.B. van de Breemen. Een top regeringsdelegatie onder leiding van Henck Arron, Fred Derby en Siegfried Gilds hebben in 1992 op Bonaire hierover gesproken. Er was toen een topoverleg met Nederland over de hervatting van de ontwikkelingssamenwerking.

Volgens Gorré is de toenmalige regering onder leiding van president Ronald Venetiaan door Nederland op zijn spoor gebracht. “Ik heb eerst gelijk nee gezegd. Maar op gegeven moment heeft de heer Arron een gesprek met mij gehad, thuis bij mijn advocaat John Kraag. Het gesprek is gevoerd in de slaapkamer”, aldus Gorré. Na een maand heeft hij toegestemd, maar in feite had hij er geen zin in omdat hij een 'duikbedrijf' had opgezet.

Arthy Gorré te Boxel (Foto: Edward Troon)