Column: De Surinaamse economie 1970-2012
08 Dec 2014, 10:00
foto


De Centrale Bank van Suriname heeft onlangs een publicatie uitgebracht: 'Leading sectors of Suriname – The impact of Mining, Agriculture and Tourism Activities on the Economy 1970–2012 Tijdens mijn colleges op de Anton De Kom Universiteit van Suriname voor de masteropleiding Master 'Education and Research for Sustainable Development' - waar ik één keer per jaar het vak Ontwikkelingstheorieën doceer - had ik een enthousiaste medewerker van de Centrale Bank als student. Een enthousiaste vent die gemotiveerd was om iets te maken van zijn job. De publicatie is geschreven door Surinaamse economen, naar ik veronderstel net zulke jonge mensen als de student. Het vervult je toch met een gevoel van trots om te zien dat jonge Surinaamse economen de stap ondernemen naar publicaties en de Bank hen daarin steunt.

Zes economen, van wie vijf vrouwen, hebben zes studies gemaakt van zes sectoren: bauxiet, goud, olie, bananen, rijst en toerisme. Dat hebben ze ook heel goed gedaan. Per sector beschrijven ze de historische ontwikkeling, de institutionele infrastructuur en de bijdrage van de sector aan de economie. Ze brengen veel cijfers en kwalitatieve informatie bij elkaar. Ik geef enkele opvallende gegevens uit de publicatie.

Suriname heeft een bevolking van 530.000 mensen (27% Hindostanen, 18% Afro-Surinamers/’Creolen’, 15% Javanen, 15% Marrons en 25% overige). Samen produceren ze een inkomen van SRD 13 miljard. Dat is ongeveer SRD 25.000 (6.000 Euro) per hoofd van de bevolking. In 1980 was de beroepsbevolking (de mensen die beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt) 98.000. In 2010 was het 145.000, een groei van bijna 50.000 in dertig jaar.
De sector met de grootste werkgelegenheid (afgezien van de overheid) is de goudsector (40.000 mensen, waaronder 12.000 Brazilianen). De multinational Rosebel Gold Mine verschaft aan 1.400 mensen werk. Onder de werkende mensen worden niet alleen de gouddelvers verstaan, maar ook de koks en de prostituees (commercial sex worker heet het zo mooi in de publicatie). Het zijn dus veel kleine gouddelvers en hun infrastructuur die hier een boterham verdienen. Het aantal lijkt me zo verschrikkelijk hoog. Bij Staatsolie werken 900 mensen en in de bauxietindustrie 1.000. Zelfs de bananensector heeft meer werknemers (2.700).
De volgende sector met veel werknemers is toerisme, namelijk 25.000. De groei is enorm. Het aantal restaurants in 1980 was 20; in 2010 waren er 372. Het aantal hotels steeg van 13 naar 66 en er zijn nu al bijna 300 pensions en bed-and-breakfast gelegenheden, terwijl er in 1980 amper enkele waren. Toerisme is booming.
De rijstsector is de derde grote werkgever onder de zes bedrijfstakken. In 1980 werkten er 9.500 mensen en in 2010 6.500. De zes bedrijfstakken zorgen samen voor 76.000 arbeidsplaatsen. De overheid wordt niet genoemd, maar ik schat dat er minimaal 40.000 ambtenaren zijn.

Naast de werkgelegenheid behandelen ze het aandeel van deze sectoren in het bruto binnenlands product, de overheidsinkomsten en de export. Het algemene beeld is dat de buitenlandse bedrijven minder belangrijk zijn geworden voor Suriname en de economische kracht vooral ligt in het binnenlandse bedrijfsleven. Bauxiet is nu gemarginaliseerd. Vroeger bestond 80% van de export uit bauxiet, nu ongeveer 15%. In de goudsector is de kracht van buitenlandse bedrijven niet te vergelijken met de kracht en de macht van Suralco in de afgelopen decennia.

De afzonderlijke studies zijn zeer lezenswaardig. De publicatie zou echter een meerwaarde hebben gehad als de vergelijking tussen de sectoren systematisch zou zijn gemaakt. Nu moet je uit de verschillende hoofdstukken de gegevens over werkgelegenheid, aandeel in de export, bruto nationaal product, overheidsinkomsten etc. bij elkaar halen.
Toen hij president was van de Centrale Bank had Jules Sedney de cijferreeksen bij elkaar gebracht in overzichtelijke tabellen voor veel belangrijke variabelen over de periode 1957-1982. Zoiets had ook gedaan kunnen worden voor deze sectoren.
De analyse van de zes sectoren had dan gekoppeld kunnen worden aan vragen als wat zijn de kracht, zwakte, kansen en bedreigingen voor de Surinaamse economie in de komende jaren gebaseerd op de ervaringen in het verleden.
En hoewel het niet de taak is van de economen van de Centrale Bank, zouden andere economen op basis van deze gegevens een stap verder kunnen gaan en zich vragen gaan stellen over economische theorie, zoals bijvoorbeeld de vraag wat economische groei bevordert of remt in Suriname. Je komt dan op onderwerpen als de wijze waarop buitenlandse bedrijven investeren, het rendement van de investering voor Suriname, het weglekken van kapitaal door winstovermakingen en door bestedingen in het buitenland, de kracht van binnenlandse ondernemers etc.

Ondanks deze opmerkingen ben ik enthousiast over het werk dat de economen van de Centrale Bank hebben verricht en complimenteer ze met de publicatie. Het smaakt naar meer.

Sandew Hira
Advertenties

Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May