Brigade-generaal!

De nieuwe bevelhebber van het Nationaal Leger (BNL) is bij zijn aanstelling ook bevorderd tot brigade-generaal. Zaken over het NL zijn met name geregeld in de Wet Nationaal Leger SB 1996 no. 27 en Wet Rechtspositie militairen SB 1996 no. 28.

In artikel 9 van de Wet Nationaal Leger is bepaaldelijk aangegeven dat het personeel van elk legeronderdeel wordt ingedeeld in bij Staatsbesluit vast te stellen rangen. Daarnaast is in artikel 5 Wet Rechtspositie Militairen bepaaldelijk aangegeven dat bij Staatsbesluit voor elk onderdeel van het NL de formatie wordt vastgesteld waarin de functies die er te vervullen zijn, worden bepaald en de rang die voor het bekleden van een bepaalde functie vereist is.

In artikel 1 staat dat onder een bevordering wordt verstaan, plaatsing van een militaire landsdienaar in een hogere rang dan die welke hij laatstelijk voor de bevordering heeft bekleed. En in artikel 26 is bepaald dat militaire landsdienaren door het tot aanstelling bevoegde gezag, bevorderd worden na te hebben voldaan aan de daartoe bij Staatsbesluit gestelde eisen, indien zij op grond van het bepaalde in artikel 28 voor bevordering in aanmerking komen en de behoefte tot plaatsvulling in de hogere rang blijkt.

Affiniteit met het NL is redenen om de rang van brigadegeneraal nader te exploreren. Vastgehouden moet worden dat bij het in werking treden van de Wet Nationaal Leger (18 mei 1996), de Wet op de Krijgsmacht (SB 1975 no. 5) is komen te vervallen. Daarnaast blijkt dat de vereiste staatsbesluiten op grond van beide eerder vermelde wetten nog niet zijn uitgevaardigd. Bij resolutie van 13 mei 2002 no. 2880/02, SB 2002 no. 37 heeft ontkoppeling/aanduiding van leidinggevende functies onder de vigeur van de Personeelswet, plaatsgevonden. De korpschef en de BNL worden bezoldigd overeenkomstig een departementsdirecteur.

In het Staatsbesluit van 27 januari 1987, houdende salaris-regeling vrijwillig dienend personeel van het NL treffen we slechts de benaming tot de rang van kolonel/kapitein der Zee. Mede gegeven de bijzondere plaats/rol van het NL binnen ons staatsbestel, behoeft het geen betoog dat met voortvarendheid gewerkt moet worden aan de voorschriften/regelingen die bij Staatsbesluit moeten worden voorzien. Alleszins omwille van beginselen van behoorlijk bestuur alsmede aan de gestelde wettelijke regels voor de waarborging van de openbaarheid en inzichtelijkheid.


A.R. Ramdjielal