NFO constateert onvolledigheid onderzoek moordzaak Molius

In de zaak waarbij de Haitiaan Celius Molius werd vermoord, is door rechter Maytrie Kuldipsingh de deskundige, Rob Ten Hove, van het Nederlands Forensisch Onderzoeksbureau (NFO) gehoord. Volgens de deskundige is het strafdossier beperkt en zal een nader onderzoek moeten uitwijzen of de verdachten schuldig zijn aan het feit. Hij verklaarde dat zaken onvolledig zijn onderzocht. Ten Hove zei dat de hulzen die nabij het ontzielde lichaam van Molius werden aangetroffen, hoogstwaarschijnlijk afkomstig zijn van het vuurwapen van de verdachte Haroenmohamed Nabibaks.

Nabibaks wordt samen met zijn collega Anielkoemar Kalipsingh, beiden politieambtenaren, ervan verdacht Molius vermoord te hebben. De deskundige deelde mee dat er meer vingerafdrukken en DNA-sporen gezocht zouden moeten worden. Nadat het lijk op 29 maart werd aangetroffen, werd het gebied niet afgezet. Daarnaast werden de hulzen drie dagen later in de omgeving aangetroffen. Ten Hove merkte op dat het afzetten van het gebied een basisprincipe is en dat de 'plaats delict' verzegeld zou moeten worden en fotografisch in kaart gebracht moest worden.

De deskundige vindt dat er weinig foto’s zijn geschoten. Hij adviseerde om het beeldmateriaal nog eens te bekijken, omdat de gezichten van de verdachten niet duidelijk zichtbaar zijn.
Ook zullen de vuilniszak en de tape die op het ontzielde lichaam aangetroffen waren, opnieuw onderzocht worden. Op de T-shirt van het slachtoffer was er een projectiel gevonden. Dit wordt verder bestudeerd. Er zal op DNA onderzocht worden. Op 18 november moeten de resultaten van de verschillende onderzoekingen gepresenteerd worden aan de rechter. Molius werd op 29 maart dood aangetroffen langs de Nieuw Weergevondenweg. De handen van het slachtoffer waren geboeid en het lichaam vertoonde tekenen van misdrijf. Hij is door kogels om het leven gebracht. Ooggetuigen hebben verklaard dat het slachtoffer thuis was meegenomen door deze twee agenten.