Juridische status vredestraktaten vaststellen
22 Sep 2013, 03:00
foto


In het artikel 'Marronverdragen zijn een kopie van de Jamaicaanse' van de hand van mr.Carlo Jadnanansing, wordt melding gemaakt van de stelling van mr.dr Walther Donner aangaande de rechtsgeldigheid van de traktaten.
In het bedoelde artikel van de heer Carlo Jadnanansing lijkt het erop dat de heer Walther Donner de rechtsgeldigheid van de traktaten met de Aucaners, de Saramaccaners en de Matawai in twijfel trekt, omdat deze traktaten niet in naam van de koning, maar onder gezag of in naam van de gouverneur zouden zijn gesloten. Tenminste indiceert hij in het artikel, door de rechtsgeldigheid aan de orde te stellen, dat er iets juridisch niet in orde zou zijn met de traktaten.

De heer Donner maakt in het artikel, dat verschenen is in het juristenblad, een vergelijking tussen de traktaten van Jamaica en Suriname voor wat betreft de totstandkoming. In Jamaica zou het traktaat namens en met machtiging van de koning tot stand zijn gekomen. In Suriname zou het eerste traktaat (1760) gesloten zijn met de gouverneur en de Raad van Politie en Criminele justitie, die toen als een soort parlement fungeerde. Naar aanleiding van de constatering zoals hierboven aangehaald is, stelt de heer Donner zich de vraag of Suriname toen als een soevereine staat kon worden beschouwd, die zelfstandig bevoegd was om traktaten te sluiten. Overigens een vraag die retorisch van aard is.

Orale geschiedenis
De hoogleraar Donner concludeert volgens het artikel dat er contacten hebben bestaan tussen de Jamaicaanse slaven en de Surinaamse slaven, omdat Araby van de aucaners, bij een contact met een delegatie van de gouverneur, gerefereerd zou hebben aan het traktaat dat gesloten werd met de Maroons in Jamaica.

Of de voornoemde conclusie van de heer Donner met de door hem aangehaalde onderbouwing correct is, kan ik niet beoordelen. Het kan wel zo zijn dat de heer Donner ook kennis draagt van wat zeker in de orale geschiedenis bekend is, namelijk dat een van de aucaanse onderhandelaars, de heer Boston Bant, een bijzonder belangrijke rol vervuld heeft bij de totstandkoming van het traktaat met de aucaners in 1760. Deze Boston Bant behoorde tot de Compai clan of lo, en zou het schrijven en lezen machtig zijn. Hij was slaaf in Jamaica, maar belandde later (niet bekend hoe en wanneer) in de kolonie Suriname.

Hij ontvluchtte de slavernij en voegde zich bij de clan/lo der compai-nenge. Deze clan/lo komt voor in de dorpen Mpusu,Poowi en Tjong-tjong aan de Tapanahony. Een grote groep compai-nenge uit Poowi woont ook in het misidjan-nenge dorp Lebidoti aan de Sarakreek. Kennelijk heeft Boston Bant de ervaringen van Jamaica voor wat de vredesverdragen betreft naar de bossen van Suriname meegenomen. Dr. Silvia de Groot heeft in een van haar pennenvruchten gewag gemaakt van de wezenlijke bijdrage van Boston Bant aan het vredesverdrag met de aucaners. De conclusie van de heer Donner kan ook aan deze informatie van S. De Groot haar grondslag gehad hebben.

In elk geval heb ik met de twee voorbeelden willen aangeven dat het geen nieuwe inzichten of assumpties zijn dat een verband gelegd kan worden tussen de vredesverdragen van Jamaica en Suriname. Er kunnen ook meerdere bewijsbare argumenten bestaan, die goed en helder de relatie tussen de twee vredesverdragen aangeven. Vooralsnog houd ik het op deze informatiebronnen, namelijk de orale lezing die de afkomst van Boston Bant aangeeft en de vermelding van Silvia de Groot over de bijdrage van Boston Bant aan het vredesverdrag met de Aucaners.

Rechtsgeldigheid Surinaamse traktaten
Ik weet niet waarom, en met welk juridisch argument de heer Donner meent te moeten vaststellen of vermoeden, dat er verschil bestaat in het tekenen van het traktaat in Jamaica in naam van de Koning en onder zijn machtiging en de in Suriname getekende traktaten door de gouverneur en een soort parlement.

Suriname was in 1760 absoluut nog een kolonie van Nederland waarbij alles in naam van de Koning en onder diens machtiging werd gepleegd. Het lijkt mij interessant om de ordonnantiën van die periode te raadplegen om goed vast te stellen welke correspondentie heeft plaatsgevonden tussen het koloniaal bestuur en het koningshuis voor, tijdens en na de totstandkoming van de vredestraktaten. Het is ook voer voor juristen, historici en anderen om aan de hand van feitenmateriaal vast te stellen of er sprake is van rechtsgeldigheid of niet van de vredestraktaten.

Onverminderd het resultaat van het bovenstaande, blijkt dat de traktaten in Suriname, zeker voor een periode hun functionaliteit hebben bewezen. Want er was een afbakening waarbinnen de bosnegers zich vrijelijk konden bewegen. Er waren controleposten waar posthouders geplaatst waren. Het traditionele gezag functioneerde buiten of naast de jurisdictie van het gezag in Paramaribo.

Het traject dat de bosnegers moesten volgen om zaken te doen in Paramaribo was ook bekend. Bij de herziening van het vredestraktaat van 1760 is na onderhandeling dit traject gewijzigd. Er zijn, zij het zeer marginaal, mensen overgeleverd aan het koloniaal bestuur. De ordenings- en rustscheppende functie van de traktaten hebben voor bepaalde momenten in onze geschiedenis waarde gehad. Uiteraard is gedurende deze periode onder ander de Boni-oorlog ontstaan. Een oorlog die overigens een ruimer bevrijdingsdoel had.

Conclusie
Ik vind dat de professor, zoals ik hem van zijn artikelen ken, met zijn bijdrage een poging heeft ondernomen om Surinamers aan het denken te zetten over het onderhavige vraagstuk. Dat moet als zeer lofwaardig gezien worden. Met dit specifieke onderwerp wil hij kennelijk bevorderen dat er van uit het nationaal oogpunt een Suricentrische benadering wordt gegeven aan onze geschiedbeschrijving. Laat de Surinamers een goed onderbouwde mening geven over de vredestraktaten. Immers er zijn mensen die de vredestraktaten als bron/middel willen gebruiken om de 'grondenrechten' aan te vechten. De vraag is daadwerkelijk om vast te stellen wat de juridische status of waarde van deze vredestraktaten zijn.

Ik heb mijn persoonlijke visie over deze traktaten. Om strikt strategische reden ga ik hierover geen uitspraak doen. Ik feliciteer de Saramaccaners met het feit dat op 19 september 1762 het vredestraktaat met hun voorouders getekend werd. De aucaners herdenken over drie weken het feit dat op 10 oktober 1760 het vredestraktaat getekend werd met hun voorouders. Ook alvast gefeliciteerd.

Bert Eersteling
Advertenties

Monday 06 May
Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May