Anansi tories

Schuilt er iets van waarheid in de stelling dat men de aard, het karakter en de geaardheid van een volk kan achterhalen door kennis te nemen van zijn folklore? Hieraan moest ik weer eens denken naar aanleiding van de recente gebeurtenissen in de nationale assemblee, kort daarop gevolgd door de presentatie van het Groot Anansiboek van wijlen dr. Johan Ferrier.

Wetenschappers hebben getracht de geweldige wetenschappelijke prestaties van de Grieken te verklaren uit de verhalen van Aesopus en de Franse aard terug te vinden in de verhalen van La Fontaine. De Hollanders verslijten de Belgen voor dom –vandaar de tientallen Belgische moppen- vanwege de verhalen over Tijl Uilenspiegel. Tijl slaagde er steeds weer in de 'domme Belgen' te beduvelen. Het streven van de HIndostanen naar bezitsvorming, de eerbied voor gezag en het respect voor kennis, worden verklaard uit de verhalen van de Ramayana en de Mahabharata.

Hoe denkt men over de zwarte mens? Ik kreeg een staaltje daarvan toen een collega in Nederland vernam voor welk bedrag drs. Armand Zunder met zijn aanhangers zich voornam de Nederlandse regering uit te melken als genoegdoening voor door onze voorouders in het verleden ondergane uitbuiting (zowat 200 miljard, geen peseta’s of Surinaamse dollars maar harde euro’s). Hij sneerde: “Jullie zwarten ten voeten uit. Anansi all over again. Die was te lui en te beroerd om de handen uit de mouwen te steken, en liep de godganse dag plannen te beramen hoe geld te kloppen uit de zaken van hardwerkende lieden zonder daarvoor iets te hoeven doen. Nu pas begrijp ik waarom jullie zoveel houden van de verhalen van Anansi. Als inspiratiebron zeker.”

Ik beklaagde mij over de woorden van de rotzak bij een andere collega die als hoofdambtenaar in Suriname had gewerkt en ook nog met een Surinaamse was getrouwd. Tot mijn verbazing zei hij dat mensen die naar ons land werden uitgezonden, van het ministerie van Overzeese Rijksdelen het advies meekregen om zich te verdiepen in de Anansi tories teneinde ons te kunnen begrijpen. Zou men toch gelijk hebben?

(Mr.dr. W.R.W.Donner)