Column: 'Nigger' technology
10 Jun 2013, 10:00
foto


Het woord 'nigger' is een scheldwoord. Het is kwetsend voor mensen van Afrikaanse afkomst overal in de wereld. Toch kwam ik een keer het woord tegen in een verband dat bewondering oproept.

Ik was met Eddy Jharap in Texas op bezoek bij Jack Bradford, een oude ingenieur van Gulf Oil, die bij de start van Staatsolie zijn technische kennis wilde delen met de vakmensen van Staatsolie. Ik was toen bezig met de biografie van Jharap en de geschiedenis van Staatsolie.
Jack vertelde terloops dat in de olie-industrie ze het verschijnsel tegenkwamen van vakmensen uit de Afro-Amerikaanse bevolkingsgroep die op ingenieuze wijze allerlei technische oplossingen vonden voor ingewikkelde problemen. De witte ingenieurs noemden dat 'nigger-technology', maar hij schaamde zich voor dat woord dat beledigend is voor een hele bevolkingsgroep.
Ze gebruikten later woorden als 'local technology' of 'backyard technology'. Maar de gedachte was dezelfde: er is een enorme vindingrijkheid bij groepen die niet beschikken over dure hoogwaardige technologie, maar een technisch vernuft kennen die wel oplossingen biedt, die werken.

Jack kwam het tegen in Suriname bij de start van Staatsolie. In 1981 zouden ze een eerste olieboring uitvoeren in Saramacca. De geoloog Ray Bergval had de leiding over de veldoperaties. Ze hadden een boormachine gehuurd bij de dienst Watervoorziening van het ministerie van Districtsbestuur en Decentralisatie. De boormachine was echter niet op het afgesproken tijdstip afgeleverd. Ze zat namelijk muurvast in een waterput in Meerzorg. Het lukte de Dienst niet om de boormachine vrij te krijgen. De mensen van Staatsolie besloten om de vastzittende stangen met een snijbrander door te branden en de boormachine weg te slepen, onder protest van de Dienst. De machine moest naar het exploratiegebied vervoerd worden.

De Larecoweg, aan de rechteroever van de Saramacca rivier, was niet meer dan een veredeld karrepad en bovendien was het regentijd, dus werd het een modderpoel. Om de boormachine van enkele tientallen tonnen te verplaatsen werden rijplanken voor de trekker gelegd. Dat waren vier planken van één bij acht duim die aan elkaar waren getimmerd. Die planken werden steeds met de hand verschoven. Het ging langzamer dan stapvoets. De houten bruggen over de weg moesten allemaal eerst verstevigd worden. Het transport over die zes km lange weg duurde twee dagen en nachten. En daarna moest het gevaarte nog op de boorplek op het perceel van de boer terechtkomen. Het lukte allemaal, dankzij de combinatie van hoogwaardige technologie en de vindingrijkheid van lokale mensen.

Die vindingrijkheid ben ik op allerlei gebieden tegengekomen.
Afgelopen week was de presentatie van de documentaire Tetary. Jan Soebhag hielp mij om een dhoti (lendendoek) te dragen en een pagri (hoofddeksel). De dhoti is gewoon een stuk laken. Ik was bang dat dat ding gewoon van mijn buik zou vallen. Maar de bindwijze is ingenieus. Het wordt niet zomaar gewikkeld. Er wordt een knoop gelegd bij je buik waardoor het onmogelijk kan vallen. Vervolgens wordt het ding tussen je benen gewikkeld.
Ik vroeg me af, stel dat ik moet plassen hoe moet dat? Geen probleem. De bindwijze is zodanig dat je eenvoudig een stuk doek uit de bindwijze opzij kan schuiven zodat je lieveheersbeestje eruit kan om de plantjes water te geven.
En de pagri is ook zoiets. Het is niet zomaar een tulband op je hoofd. Het is eigenlijk een stuk doek over je hoofd dat je hersenen moet beschermen tegen de zon. Vervolgens wordt het andere deel gerold zodat het een tulband is, maar één die stevig verankerd is in de hoofddoek.

Ingenieus allemaal. Waarom zijn mode-ontwerpers niet op het idee gekomen om met deze technologie iets te doen. Het vereist geen knopen, ritsen of naaimachines.

Die technologie zou onderwerp van onderzoek moeten zijn voor onze nieuwe techneuten. De combinatie van hoogwaardige technologie met de vindingrijkheid van onze eigen technici.

Niet alleen op technisch vlak is die vindingrijkheid er. Soms maken we grappen over onze mensen, met name op het gebied van de beheersing van de Nederlandse taal. Zo vertelde een vriend van me een mop.
Een nieuwe juffrouw op een basisschool met veel Hindostaanse kinderen, bedacht dat ze de kinderen via liedjes de taal zou leren.
Ze vroeg aan de eerste leerling: “Asha, maak een liedje met een dier erin.”
Asha: “Beren botje, ging uit varen”.
Juf: “Goed zo Asha. En nu Dew.”
Dew: “Kikker verjari hai, kikker verjarie hai, kikker verjaaari haaai”.
De grap zit in de taal. Hij zong in het Hindostaans: “Wiens verjaardag is het” .

De grap maakt de gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal belachelijk.

Maar in de volgende mop gebeurt het omgekeerde.
Soemita in het parlement, nadat iemand een stinkende puf heeft gelaten: “Meneer de phoorzitter, de helft van deze zaal is varken.”
De voorzitter die erop toeziet dat de parlementariërs goed Nederlandse spreken, roept Soemita tot de orde: “Geacht parlementslid, dat kunt u toch niet zo zeggen.”
Soemita: “OK phoorzitter, de helft van deze zaal is geen varken.”

Soemita neemt een loopje met de voorzitter. Een gebrekkige kennis van de Nederlandse taal wordt omgezet in een scherpe kritiek die stelt dat het niet gaat om de taal, maar om de inhoud.

Soms zijn we geneigd om de vindingrijkheid in onze gemeenschap weg te cijferen. Door die naar boven te halen en te waarderen maken we onszelf rijker en sterker.

Sandew Hira
Advertenties

Monday 06 May
Sunday 05 May
Saturday 04 May