Column: Politieke Borrelpraat (PBR) deel 151
02 Jun 2013, 22:00
foto


“Nou, nou, wat een sensatie is dat rond die uitspraak van die belster.”
“Welke uitspraak?”
“Dat kinderen van de naschoolse opvang ‘dagu nyang’ te eten krijgen.”
“Maar ik begrijp die hele ophef rond dit ding niet; eentje wilde Gierdja-njangsingh zelfs tot daar bij de studio van de Stem van het District, Dihaat Ki Awaaz, gaan klappen. Hij heeft toch die uitspraak niet gedaan?’
“Maar hij heeft die belster niet gecorrigeerd en is er op de koop toe op ingegaan. En toen de kritiek losbarstte, pleitte hij zichzelf vrij door de verantwoordelijkheid op die belster af te schuiven.”
“Een zeer laakbaar gedrag voor een parlementariër.”
“Net zoals toen bleek dat hij van zijn politieke positie misbruik had gemaakt om een lap grond in Commewijne van de coalitie los te peuteren, nog wel op de valreep, toen de regering in feite al demissionair was.”
“De minister van Grondzaken belde hem zelfs op om netjes mede te delen dat de tori geregeld was.”
“En dan was het deze zelfde ‘vriend van Commewijne’ die zo een kritiek had op anderen die grote lappen domeingrond verkregen hadden, dan joe srefi sjweef teki.”
“Wat stom, hou je dan toch stil! Maar nee, je wil oppositie voeren door het voor de coalitieleden te beeren, da ding beer’ing djie dubbel en dwars baka.”
“Zo voeren sommigen politiek; zo denken zij weer aan de macht te zullen komen.”
“Zoals die ene, die met die Ham-taw-naam, die heeft rondgebazuind dat Baas bai wan boto foe wan partijgenoot met staatsgelden. Die tori blijkt problemen te geven.”
“Ma eerlijk, ie s’ja boto, zou jij zoiets wrakkigs kopen?”
“Nooit! Zelfs gratis niet, want na soso koste.”
“En Baas wil die parlementariër voor het gerecht slepen wegens vals beschuldigen of de eer aantasten van het staatshoofd, of zoiets.”
“Terecht, als het een opgeblazen gerucht is.”
“Maar hoe komt het dat die Frontparlementariër dan met zo een verhaal kon komen opzetten? Waar rook is, is vuur.”
“En misschien is juist door dit voorbarig geschreeuw van die ‘ba-bariër’ die koop net niet doorgegaan.”
“Dan moet ik dit lawaai zien als de laatste stuiptrekkingen, de doodsstrijd, van die Frontclub, zoals in de opiniepeiling werd voorspeld.”
“Dat wens je maar, hè? Dan hebben jullie met jullie Eet, Drink en Plezierclub bij de volgende verkiezingen het alleenrecht, hè? Dan kunnen jullie vrijuit de schatkist verder plunderen en onze monetaire reserves en goudvoorraad verpatsen om jullie verspilzuchtig smijt-met-geld-beleid te financieren.”
“Da wat! Tenminste doen we wat! Jullie konden zelfs de brug aan de Wulfinghstraat niet vervangen. Jullie zouden het zuinigjes oplappen; lap-lap’ing, boet-boet’ing.”
“Wachte! Je zal moord en brand schreeuwen als je in 2015, als wij overnemen, gaat horen dat onze goudreserve en dat miljard aan deviezenreserve tot nul zijn gereduceerd.”
“Weer dat negatief gepraat. Luister, stel je hebt een miljoen op de bank en het vernieuwen van je lekkende dak, de verfbeurt aan je huis, het vernieuwen van je schutting en het betegelen van je erf plus de reparatie van de auto kosten vijftigduizend srd en je business draait die maand niet zo goed, da ga je je schuldeisers toch niet drie maanden laten wachten op hun geld? Onzin, je licht dat geld van je spaarrekening en je betaalt ze.”
“En zolang Gillmore daar de scepter zwaait met mannen zoals Rakesj, dan heb ik er geen moeite mee, dan ga ik noodzakelijk financiële maatregelen niet als politieke opjutterij gebruiken.”
“Noodzakelijk? Soortoe noodzakelijk! Dan had men niet onderhands allerlei gunningen moeten plegen.”
“Men wil gewoon opschudding teweeg brengen, zodat mensen in paniek raken, hun geld van de banken gaan lichten, waardoor de monetaire rust in het land verstoord wordt en de koers gaat stijgen.”
“Nee, dat geloof ik niet, dat kan niet! Ik geloof echt niet dat welke oppositie dan ook zo ver kan gaan dat ze met hun opjut- en opgeblazen praatjes de monetaire rust bewust vertroebelen om daar politieke munt uit te slaan.”
“Deze mannen zijn in hun drift om aan de macht te komen om zichzelf te gaan verrijken, zelfs in staat om bij wijze van spreken een gat in de boot waarin we allemaal zitten te slaan, alleen maar om aan het stuur van die boot te komen.’
“Nee, nee, dat geloof ik niet. Nou overdrijf je in je drift om gelijk te krijgen.”
“Da zie hoe die Shailindra-‘bari-tariër’ met ondersteuning van die opgejutte belster met haar dagu-nyang-uitspraak etnische spanningen aanwakkert in een district waar er al eerder spanningen tussen twee etnische groepen zijn opgelaaid, als gevolg van grondoccupatie en berovingen met moord en verkrachting.”
“Hoe dan? Tussen welke groepen bedoel je?”
“Begrijp je het dan niet? Van welke planeet kom je? Welke kinderen blijven meer in de naschoolse opvang? Kinderen die op Kries lijken?”
“Nee, die hebben pappie, mammie, familie-controle en eten thuis.”
“Dan kinderen die op Omoe lijken?”
“Echt niet, die komt ze met de wagen halen en achter in de supermarkt, in de hokjes waar ze wonen, is er altijd eten, plus er is genoeg te doen in de winkel.”
“Dan kinderen die op Wong Djawa lijken? Of op Pareira de Suzo, of op Van den Bergh, of op Johnson?”
“Ik dacht het niet. Een paar misschien, maar geen grote groep, nee. Die gaan naar huis.”
“Het zijn meer kinderen uit die éénvrouw-oudergezinnen, waar eten, opvang, vader en controle schaars zijn. Voor die alleenstaande moeders vooral is die naschoolse opvang met een bordje eten en huiswerkbegeleiding een ware zegen. En zeg eerlijk: welke kinderen die op wie lijken vallen daar het meest onder?”
“Met andere woorden: zo een belster suggereert onbewust dat kinderen, vooral van een bepaalde etnische afkomst, hondeneten krijgen voorgeschoteld?”
“Terwijl dat eten door een diëtiste is samengesteld, zonder teveel specerijen, zout en spijsolie, want dat zijn zaken die slecht zijn in de voeding van vooral opgroeiende kinderen.”
“Misschien heeft die belster haar gal gespuugd, omdat ze zelf wilde mee-eten en dat eten niet lekker vindt.”
“Of misschien is ze aangezet om te bellen.”
“Ow, dat zou kunnen, zodat Gierdjah-hondeneten-sieng stof had om lekker in te hakken op een succesvolle maatregel van die zo gehate coalitie.”
“Maar waarom moet men als oppositie de coalitie zo haten en alles van hen afkraken, zelfs het sluiten van bruggen in het weekend voor noodzakelijke werkzaamheden?”
“Omdat die primitieve jan-boerenfluit-methode van oppositievoering eruit bestaat om alles van de coalitie af te kraken, zonder te zeggen hoe jij dat beter gaat doen.”
“Maar waarom, waarom doet men dat?”
“Misschien als rookgordijn zodat de kiezers vergeten hoe ze er zelf, tijdens hun regeerperiodes er een grote puinhoop van hebben gemaakt.”
“Of omdat men denkt nog steeds met een povertjes opgeleide en zwak ontwikkelde kiezersmassa te doen te hebben, zoals toen bij de invoering van het algemeen kiesrecht in de vorige eeuw.”
“Terwijl tienduizenden weldenkende kiezers thuis blijven en op de politieke Messias lijken te wachten.”
“En intussen bepalen die opgejutte en verblinde stemmers wie de komende vijf jaren de rijkdommen van dit land zullen verpatsen, zullen uitspelen aan buitenlandse magnaten.”
“Daarom zeg ik: de mededeling van, dacht ik, de Wereldbank, dat Suriname het zestiende grondstoffenrijkste land ter wereld is, heeft onze bevolking alleen ellende gebracht.”
“Hoezo, wat bedoel je?”
“Ten eerste kregen we door dat we dus echt niet zo armoedig en armgehouden hoeven te zijn, dat we veel meer noodzakelijke openbare faciliteiten van onze overheid hadden kunnen opeisen, maar omdat we geloofden dat we arm waren, lieten we het maar zo.”
“Zoals fiets- en voetpaden, witte strepen op alle wegen, stoplichten, bruggen, straatverlichting, betere lozingen enzo.”
“Het land bestaat dankzij het volk, niet dankzij de politieke vriendjes.”
“Net zoals een bar bestaat dankzij de borrelbroeders die er komen zuipen.”
“Zoals wij.”
“Zeur niet en drink. Jij betaalt het volgende rondje.”
“Yeaaaaah, leve onze vrijgevige zuinige broeder, ober, een rondje.”

Rappa
Advertenties

Monday 06 May
Sunday 05 May
Saturday 04 May