Suriname contribueert in South Bank

Suriname en Guyana zullen US$ 45 miljoen bijdragen aan het startkapitaal van de South Bank. Deze bankinstelling wordt gezien als een financieel alternatief voor het Internationaal Monetair Fonds, de Wereldbank en de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank.

De South Bank is het financiële initiatief van de Unie van Zuid-Amerikaanse Naties (Unasur) en is primair gericht op deze Zuid-Amerikaanse landen. De ministers van Buitenlandse Zaken van de Unasur-landen zullen elkaar op 12 juni in Caracas, Venezuela ontmoeten om het beleid en de regelgeving van de financiële instelling te definiëren. De minister van Buitenlandse Zaken van Ecuador, Ricardo Patiño, heeft dat gezegd aan het persbureau Andes.

De ministers van Buitenlandse Zaken van de Unasur-landen zullen dan ook beslissen over het personeel, de operationele prestaties en wanneer de bijdragen moeten worden gedaan. Aanvankelijk was deze Unasur-top gepland op 3 juni.

Startkapitaal US$ 7 miljard
Venezuela, Brazilië, Argentinië, Ecuador, Uruguay, Bolivia en Paraguay kwamen op 9 december 2007 overeen om de South Bank op te richten. In juni zal de bankinstelling haar operaties starten met een beginkapitaal van US$ 7 miljard.

Ecuador komt als een van de zeven contribuerende landen in met US$ 400 miljoen.
De eerste bijdrage is US$ 40 miljoen en wordt de rest in negen termijnen gestort op data die de Raad van Ministers van de South Bank zal vaststellen. Brazilië, Venezuela en Argentinië komen elk in met US$ 2 miljard, Uruguay draagt US$ 400 miljoen bij, terwijl Bolivia en Paraguay elk US$ 100 miljoen storten.

Maatschappelijk kapitaal
Patiño zegt dat het maatschappelijk kapitaal van de South Bank US$ 20 miljard is, maar dat de helft kan worden opgebracht door middelen van de contribuanten van de vijf landen die de twaalf leden tellende Unasur volledig maken. Volgens de Ecuadoraanse minister kunnen Chili, Peru en Colombia met ongeveer US$ 970 miljoen inkomen. Suriname en Guyana volgen als de ‘kleinste’ contribuanten met US$ 45 miljoen.

De South Bank moet het instituut worden dat geld leent aan elke natie om nationale en regionale programma’s uit te voeren op basis van gelijkheid, billijkheid en sociale rechtvaardigheid.