column: Ik ben Hindostaan en ik ben er trots op!
18 Mar 2013, 21:00
foto
Sandew Hira


Ik ben Hindostaan en ik ben er trots op! Ik ben Afro-Surinamer en ik ben er trots op! Ik ben Javaan en ik ben er trots op!
Hoe komt het dat eenvoudige zinnen als deze in de Surinaamse gemeenschap een gespannen emotionele lading hebben, terwijl die spanning ontbreekt als een Amerikaan zegt: “I am black and proud” of een Nederlander: “Ik ben een Nederlander en ik ben er trots op?”
Wat houdt die spanning in? Het lijkt alsof je met deze uitspraak zegt dat je een negatieve houding hebt ten opzichte van de andere etnische groepen. Hoe is zo’n uitleg mogelijk?

Dat heeft alles te maken met het geestelijke klimaat dat in de afgelopen decennia is geschapen. Het is een klimaat van concurrentie waarbij de centrale gedachte is: de vooruitgang van de ene groep betekent automatisch de achteruitgang van de andere groep.
Dat klimaat is nadelig voor de ontwikkeling van de hele gemeenschap en dus ook voor de afzonderlijke etnische groepen? Waarom?

Het creëert een naargeestige stemming in de samenleving. Iedere groep spuit in eigen kring de meest negatieve vooroordelen over de andere groep of hemelt de eigen groep op om aan te tonen dat de andere groep niet deugt. Hindostanen hebben voorbeelden van hoe de Afro-Surinamer lui is en hoe geweldig de eigen groep het doet. De Afro-Surinamer ziet de Hindostaan als een racist en zichzelf als het verlichte progressieve deel van de natie.

In dit klimaat is het moeilijk om wat je in je persoonlijke kring meemaakt aan positieve ervaringen invloed te laten hebben op je meningsvorming. Je kunt als Hindostaan een goede Afro-Surinamer als vriend hebben en omgekeerd, maar die is dan de uitzondering die de regel bevestigt.
Eigenlijk is het immoreel, maar daar zit je dan niet mee.
In dit klimaat is het onderwerp “etnische spanningen” een taboe. Want zou je hier een publieke discussie over hebben, dan zou dat mogelijk die spanningen doorbreken.

Prof. Dr. Henri Ori van de Anton de Kom Universiteit heeft het gedurfd om de knuppel in het hoenderhok te gooien en een openbare discussie hierover te voeren. Hij nodigde me uit om op de universiteit een inleiding over dit onderwerp te houden. Kort daarop organiseerde de Kenniskring in Suriname een openbare discussie over hetzelfde onderwerp. Ori gaat zelfs nog verder. Hij heeft me uitgenodigd om eind mei colleges te verzorgen voor een masteropleiding op universiteit. Ondanks kritiek van mensen die me daar liever niet zien, heeft hij volgehouden omdat hij de internationaal gangbare opvatting huldigt dat pluriformiteit in de academische wereld bevorderlijk is voor wetenschapsbeoefening.

Ik leer zelf ook van de discussie. Een Hindostaanse man geeft een voorbeeld, dat illustratief is voor het geestelijke klimaat. Hij vertelt hoe hij in zijn jeugd in een bus stapte en een Creoolse vrouw naast hem kwam zitten. De Creoolse vrouw duwt hem van zijn stoel. Hij verwacht dat de Hindostaanse buschauffeur er iets van zegt, maar die doet niets. Die ervaring is bijna traumatisch en bepaalt zijn beeld van Afro-Surinamers.
Praat met Hindostanen en je krijgt dit soort voorbeelden bij de vleet: “Toen ik naar school ging, werd ik gepest door Creoolse meisjes die aan mijn haar trokken; “Een Creoolse man wordt vreselijk boos, omdat ik per ongeluk op zijn schoen heb getrapt en wil me slaan.”
De strekking van het verhaal is duidelijk: de concrete ervaring leert dat de Creool een agressieve persoon is die het gemunt heeft op Hindostanen en dus is onze beeldvorming terecht.

Maar deze Hindostanen beseffen niet dat bij Afro-Surinamers een soortgelijke beeldvorming bestaat: de Hindostaan is een racist. Hij kijkt neer op de Afro-Surinamer. Hij is er altijd op uit om de Afro-Surinamer te bedriegen. En ook hier zijn er concrete voorbeelden te over: “Mijn zoon of dochter is verliefd op een Hindostaan en kijk hoe de Hindostaan reageert: alsof we geen mensen zijn, maar dieren.” “Ik heb een Hindostaanse kennis en merk dat hij steeds nadenkt over hoe hij me met geld kan bedonderen.”

Zolang deze opvattingen in eigen kring worden geventileerd, zullen ze blijven bestaan. De gedachte dat je de ervaring op een andere manier kunt verwerken is uit den boze.
Neem het voorbeeld van de bus. Daarin werd voorgesteld dat er iets mis was met de Afro-Surinaamse bevolkingsgroep als geheel. Mijn reactie is dat er iets mis is met de Hindostaan in de bus. Die heeft namelijk geleerd van zijn leiders dat je je niet assertief moet opstellen, maar conflicten moet vermijden. Je moet je stil en koest houden. Je krijgt zwakke mensen die niet voor zichzelf durven opkomen. Als hem geleerd was dat hij niet naar de buschauffeur moet kijken voor hulp, maar naar zichzelf, dan had hij die vrouw teruggeduwd naar haar plaats en haar aangesproken op haar asociaal gedrag. Hij had voor zichzelf moeten opkomen. Hij zou dan best kunnen merken dat er beschaafde Afro-Surinamers zijn die hem daarin zouden steunen. Hij zou het asociale gedrag van een individu niet direct op de groep als geheel hoeven te betrekken. Maar dat is niet de manier waarop hem geleerd is om deze ervaringen te verwerken. Hem is geleerd om de groep als geheel een verwijt te maken.

Een ander voorbeeld is de opmerking bij Kenniskring dat als je nu op een ministerie bent, je mensen ziet van een bepaalde etnische groep (Javanen, Marrons) en dat eigenlijk niet kan. Maar toen de VHP en de NPS aan de macht waren, had je precies hetzelfde. In het ene geval is het een voorbeeld van machtsmisbruik. In het andere geval is het legitiem. Zo hebben we ernaar leren kijken. Maar een andere visie is dat het een emancipatieproces is waarbij een achtergestelde etnische groep probeert via de staat vooruit te komen. Als de NPS en VHP in de decennia die ze aan de macht waren een beleid hadden gevoerd waardoor Javanen en Marrons vooruit konden komen, dan zouden deze groepen niet de behoefte hebben om deze emancipatiestrategie te volgen.

Maar hiervoor heb je een klimaat nodig dat zegt: de vooruitgang van de ene groep is de vooruitgang van de hele gemeenschap en is dus ook voordelig voor de afzonderlijke etnische groepen. Als een Marron met talent een uitstekende hartchirurg wordt, dan is dat ook goed voor de Javanen met hartproblemen. Als talenten uit de verschillende gemeenschappen gestimuleerd worden om zich te ontwikkelen, dan is dat goed voor de afzonderlijke etnische groepen uit die gemeenschap.

Dat is een omslag in denken: van concurrentie naar partnerschap. We leven in de 21ste eeuw. Er zijn veranderingsprocessen aan de gang die ons gaan dwingen om dit probleem onder ogen te zien in de publieke discussie. Dat zien we in de politiek over de hele wereld. Iedereen belijdt met de mond de noodzaak van culturele diversiteit. Dat kun je op twee manieren doen. Je kunt symbool politiek bedrijven of je gaat je partij hervormen zodat andere etnische groepen hun belangen vertegenwoordigd zien door jouw partij. Een voorbeeld van symboolpolitiek: zorg dat je op je lijst iemand van een andere etnische groep hebt staan zonder dat je hele partij zich bekommert om die groep. Ooit had de VHP een Afro-Surinamer met de passende naam Blackman op de lijst staan. Dat was dan diversiteit.

In Amerika heeft men op de harde manier geleerd dan symboolpolitiek nadelig kan zijn. Symboolpolitiek kan leiden tot vervreemding van de eigen achterban. De traditionele witte achterban van de Democraten (die racistisch was) liep weg toen hun leiders symboolpolitiek gingen bedrijven door zwarte mensen in witte groepen te zetten. Pas toen men doorhad dat de Democratische Partij zwarte organisaties moest helpen opbouwen ging de partij ook daadwerkelijk veranderen. Maar dat hield in dat men zich bezig houden met de vraag: wat houdt zwarte bevrijding in en wat is de rol van de Democratische Partij daarin? Zonder een oprechte interesse in de cultuur en identiteit van de andere groep kom je er niet en verzand je in symboolpolitiek die je eigen achterban van jou kan vervreemden.

Maar bereidt je voor op verrassingen als je het pad opgaat van de oprechte verkenning van andere culturen.
Een vriend die wel eens in China komt voor zaken, vertelde me dat hij Chinezen vieze mensen vindt. In de treinen is het een rotzooi. Afval wordt overal gegooid en het stinkt. Hij schreef dit niet toe aan de enorme sociale, culturele en economische veranderingen in China maar aan de traditionele Chinese cultuur.
Hij had een keer meegemaakt dat hij was gaan eten met vier Chinezen. Toen ze klaar waren gingen ze roken. Hij stond erbij. De Chinezen spraken onderling Chinees met elkaar. Op een gegeven moment liet één Chinees een harde puf. Daarna volgde de andere en zo gingen alle vier Chinezen openlijk rustig puffen alsof het de normaalste zaak was. Hij moest in zichzelf lachen maar vroeg zich tegelijk af: wat betekent dit? Hij durfde het niet te vragen. We zaten het te analyseren. Hij dacht dat het ze daarmee aangaven dat ze het eten lekker vonden. Ik denk dat ze een loopje met hem wilde nemen: hoe gaat die man reageren als we plotseling met zijn vieren gaan puffen?
Wat is de waarheid? Ik weet het niet. Het enige dat ik weet is dat het pad van culturele verkenning wel eens bezaaid kan zijn met kleine en grote verrassingen.

Sandew Hira
Advertenties

Monday 06 May
Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May