Ingezonden: Kwestie Ramdin en de diplomatieke realiteit
10 Mar 2013, 15:00
foto


Met heel veel belangstelling heb ik afgelopen week de discussie rond het besluit van de Surinaamse regering om ambassadeur Albert Ramdin niet voor te dragen als kandidaat voor de functie van secretaris-generaal van de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) gevolgd. Hieromtrent heb ik gelet op de uitspraken van minister Winston Lackin van Buitenlandse Zaken (BuZa), evenals de reactie van Ramdin zelf en de mening van het Surinaamse volk als jonge diplomaat en gewezen vertegenwoordiger van Suriname op de verschillende Model Of The United Nations Converence for youth, een belangrijke code van de diplomatie geleerd; namelijk dat in de diplomatie niets is wat het lijkt te zijn. Volgens deze code wordt, om strategische redenen, informatie selectief gedeeld wanneer blijkt dat deze schadelijk kan zijn voor het imago van een land of internationale relaties verstoord kunnen raken. Bij het nemen van besluiten met betrekking tot internationale politiek krijgt het grote publiek daarom vaak genoeg alleen de noodzakelijke informatie toegespeeld. De dieper liggende reden voor een besluit wordt niet aan de grote klok gehangen.

Om deze reden alleen al zouden voor- en tegenstanders minder speculatieve uitlatingen moeten doen met betrekking tot het besluit van de regering. Eerlijkheid gebied mij te zeggen dat de speculatieve reactie van het volk niet uit de lucht is komen vallen. Velen nemen het de BuZa-minister kwalijk voor de wijze waarop hij de berichtgeving in de media heeft aangepakt. De uitlatingen die worden gedaan zijn het resultaat van het gebrek aan informatie bij het volk. Nu ik zelf in de diplomatie zit en de ongeschreven regels en de toepassing daarvan ervaar, kan ik zijn handelen in een bepaald perspectief plaatsen. Indien ik niet zelf in de diplomatie zat, had ik het hem hoogstwaarschijnlijk ook kwalijk genomen. Het beperken van de informatiestroom naar het volk is echter wegens internationale strategische redenen de juiste wijze voor de minister om om te gaan met deze zaak.

Vanwege de bovengenoemde redenen moeten wij er simpelweg op vertrouwen dat het besluit van de minister de juiste is. De reden om Ramdin niet voor te dragen ligt voor de regering in het feit dat hij niet langer de steun van de meerderheid van de OAS-lidstaten heeft. De speculaties die in de samenleving circuleren over waarom Ramdin niet langer de steun van de OAS lidstaten geniet zijn o.a.:
- Het gedrag/functioneren van Ramdin als assistent secretaris-generaal van de OAS is niet wat het zou moeten zijn;
- De omstandigheid dat , zoals uit bepaalde hoeken van de samenleving wordt beweerd, de OAS landen Suriname willen isoleren;
- Het kan ook zijn dat Suriname niets zwaarwichtigs genoeg te bieden heeft aan andere landen waardoor er geen steun is voor de door haar voorgedragen kandidaat;
- Maar het kan even goed zijn dat deze functie traditioneel niet aan een Caribisch land toekomt, maar aan een van grote mogendheden binnen de OAS.
Ongeacht één van de bovengenoemde speculatieve redenen in deze zaak aan de orde is, is het feitenrelaas dat Suriname niet genoeg steun krijgt voor Ramdin. Voordracht voor een dergelijke functie wordt in de praktijk alleen gedaan indien er een grote kans bestaat dat de voorgedragen persoon gekozen wordt. Hier speelt niet alleen de deskundigheid van de kandidaat een rol, maar ook datgene wat een land te bieden heeft aan andere landen in ruil voor hun steun bij de stemming.
Een ander aspect bij het benoemen van een kandidaat in een hoge functie binnen een internationale organisatie is traditie. Vergelijk de IMF en de Wereldbank waarbij het traditie is dat een Europeaan respectievelijk een Amerikaan de hoogste functie bekleedt. Deze landen steunen elkaar bij de stemming en hebben dus een zekere garantie dat de door hen voorgedragen kandidaat ook daadwerkelijk gekozen wordt.

Maar hoe zit het dan met de steun die Ramdin zelf wel beweert te hebben? De ambassadeur heeft in de pers zijn visie op deze kwestie gegeven. Hierin spreekt hij de uitlatingen van de minister, dat Suriname geen steun zou genieten bij de OAS-landen, tegen. Hij geeft aan dat hij al gelobbyd heeft en toezeggingen van steun voor zijn kandidaatstelling van andere landen heeft gekregen.
Als Ramdin op eigen initiatief is gaan lobbyen en als wat hij zegt over de aan hem toegezegde steunbetuigingen correct is, betekent dat in de diplomatieke wereld eigenlijk dat hij zijn eigen glazen ingegooid heeft. Functies als die van secretaris-generaal bij de OAS worden immers ingevuld door staten. Het is een staat die de functie bekleedt en de persoon voordraagt om die namens de Staat in te vullen. Had Suriname ervoor gekozen Ramdin voor te dragen voor deze functie, dan was het ook de Staat geweest die het lobbywerk had moeten doen. Dit om de eerder gegeven uitleg dat het geven van een stem draait om wat een land te bieden heeft aan andere landen in ruil voor hun steun. De voorgedragen persoon kan en mag niets bieden in ruil voor steun bij de stemming omdat hij daarmee zijn positie als secretaris-generaal in het geding brengt en de suggestie van favoriseren wekt.
De informatie dat Ramdin niet de ondersteuning krijgt van de regering is met hem gecommuniceerd door minister Lackin. Hierover had hij in de media geen uitspraken moeten doen. Hij had de pers voor de goede orde moeten verwijzen naar de Minister.

Ebu Jones (Jurist)
Advertenties

Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May