Jacht op landbouwgronden wereldwijd
04 Mar 2013, 03:00
foto
Palmolieplantage van het Indiase bedrijf Foods Fats & Fertilisers (FFF).


In de jaren 2007-2008 stegen de wereldvoedselprijzen razendsnel en de vrees ontstond dat dergelijke dramatische prijsstijging vaker kunnen plaatsvinden. Deze ontwikkelingen maakten dat diverse landen maatregelen moesten nemen tegen te hoge voedselprijzen en mogelijke voedseltekorten. Heden ten dage lijden volgens de Verenigde Naties meer dan één miljard mensen op de wereld honger.

De angst voor voedseltekorten leidde ertoe dat volgens het ‘Vlaams infocentrum voor land- en tuinbouw’ (Vilt) tussen 2000 en 2010 ruim 70 miljoen ha landbouwgrond in ontwikkelingslanden is opgekocht of gepacht door bedrijven en overheden van derde landen. Bijna de helft van alle grond die van eigenaar of pachter wisselde, bevindt zich in Afrika.
Dus drie eeuwen geleden was Afrika een jachtterrein op mensen, die of geroofd of gekocht, als slaven naar de Nieuwe Wereld werden gebracht om te werken op land dat weer geroofd en gestolen was van de indianen. In het eerste decennium van de 21ste eeuw is Afrika - waar vele economieën zwak zijn en land goedkoop - wederom een jachtterrein geworden, nu niet op mensen, maar op bebouwbare landbouwgronden.

Lappen grond verhandeld
Zuid-Korea kocht in mei 2008 in Sudan 690,000 ha, de Verenigde Arabische Emiraten 400,000 ha en Egypte ook 400,000 ha voor de verbouw van tarwe. Libië heeft 100.000 ha gepacht in Mali voor de verbouw van rijst, terwijl Saoedi Arabië 100 miljoen US dollars heeft gespendeerd voor tarwe, gerst en rijst in Ethiopië en in Tanzania 500.000 ha is verkregen. China heeft voor de palmolie productie ten behoeve van biobrandstofindustrie 2.8 miljoen ha grond in Congo verkregen. Met Zambia zijn de Chinezen nu in onderhandeling voor nog eens twee miljoen ha grond. Volgens schattingen waren in 2009 ruim één miljoen Chinese landarbeiders in Sub-Sahara Afrika werkzaam, een “aantal dat door een Afrikaanse leider catastrofaal wordt genoemd”.

India huurde voor 99 jaar een stuk land van 400.000 ha in Madagaskar. Meer dan een dozijn bedrijven uit India, ondersteund door de regering in Nieuw Delhi, kochten en pachtten in 2008 land ter waarde van twee miljard US dollars in Ethiopië voor de productie van suiker, thee en andere gewassen. Op dit moment bedraagt de Indiase voedselproductie ruim 230 miljoen ton, precies genoeg voor de huidige behoefte. De Planning Commissie van India heeft uitgerekend dat in 2020 de behoefte gegroeid zal zijn naar 240-250 miljoen ton. Volgens deskundigen hoeft India, in tegenstelling tot China, geen grond te kopen in het buitenland, omdat het voedseltekort aangepakt kan worden door verhoging van de productiviteit. Maar de Indiase regering en het bedrijfsleven hebben de jacht op landbouwgrond in het buitenland juist geïntensiveerd.

Bananenrepubliek
Naast Afrika zijn volgens het onderzoek van Vilt ook Azië en Latijns-Amerika in trek voor agrarische investeringen met respectievelijk 27.1 miljoen en 6.6 miljoen ha gronddeals. Behalve China en India zijn ook Brazilië, Indonesië, Maleisië en Zuid Korea de grootste gegadigden voor landbouwgronden in derde landen.
In het verleden waren het voornamelijk particuliere bedrijven, die land kochten of pachtten in Latijns-Amerika, Afrika en Azië voor de verbouw en export van producten zoals suiker, thee, koffie, tabak en bananen. De term ‘bananen republiek’ refereert naar deze periode toen zeer dienstwillige politici met name in Latijns-Amerika hun economieën lieten domineren door buitenlandse fruitmaatschappijen.
Tegenwoordig zijn het regeringen die overeenkomsten aangaan, waarbij het veelal gaat om de verbouw van voedselproducten zoals rijst, mais, tarwe, maar ook jatropha en palmolie voor de biobrandstof industrie.
Sommigen zien de verbouw van voedselgewassen buiten de eigen landsgrenzen ook als een vorm van ‘outsourcing’ (uitbesteding), zoals die reeds bekend is uit de wereld van de informatie technologie en, in eerdere jaren, van de manufacturen industrie.

De voedselverbouwing buiten de eigen grenzen en de snel expanderende palmolie plantages in landen als Indonesië en Maleisië, hebben in deze landen geleid tot veel landconflicten tussen de lokale bevolking en de buitenlandse ondernemingen. In Madagaskar leidde de pacht van bijna 1.5 miljoen hectares grond aan een Zuid-Koreaans bedrijf tot felle protesten en droeg bij tot de val van president Ravalomanana enkele jaren geleden. Landgeschillen zijn nu het grootste probleem van dit wat men noemt ‘graaien naar land’ door buitenlandse maatschappijen.
In Liberia zijn de boeren in de provincies Sinoe en Grand Cape Mount de strijd aangegaan met respectievelijk de Indonesische firma ‘Golden Veroleum Liberia’ die voor 63 jaar een lease heeft gehad voor 220.000 ha en een Maleisische firma Sime Darby die een areaal van 200.000 ha verkreeg voor de palmolie productie.

Waarschuwing
In een recent rapport waarschuwt ‘Oxfam International’ Indonesië voor het plan om 20 miljoen ha te bestemmen voor de palmolie uitbreiding, omdat dit miljoenen mensen in gevaar kan brengen. Het rapport wijst erop, dat mensen hun grond zullen kwijtraken, in armoede zullen vervallen en hele gemeenschappen zullen worden vernietigd. Op dit moment is in Indonesië een Saoedisch project van ruim 4 miljard US dollars aangehouden, dat bedoeld was om rijst te verbouwen op een areaal van een half miljoen hectares.
Een VN rapport wijst erop dat “verscheidene Afrikaanse landen landbouwgrond vrijwel gratis weggeven aan buitenlandse investeerders, in ruil voor vage beloftes over banen en uitbreiding van infrastructuur”.

Alle grootschalige grondverwervingen worden door het ‘Worldwatch Institute’ gedefinieerd als ‘land grabbing’. Het Instituut wijst erop dat deze ‘land grabbing’ tot gevolg heeft dat “in veel gevallen moeten lokale boeren wijken omdat zij geen afdwingbare eigendomsrechten hebben op de gronden of niet naar de rechter kunnen stappen om deze rechten te verdedigen. De nieuw verworven grond past vaak in een industrieel landbouwmodel dat een negatieve impact kan hebben op de omgeving. Aangezien dit proces door de overheden niet in goede banen wordt geleid, vreest het instituut dat de gronddeals enkel de investeerders ten goede komen”.
Triest is dat de verbouw van voedsel op het Afrikaans grondgebied, de voedsel tekorten en de hongersnood op dat continent niet oplost. Sommige Afrikaanse landen staan toe, dat de buitenlandse investeerders 100 procent van het door hun geproduceerd voedsel mogen exporteren. Anderen geven toestemming dat 70 procent van de productie weg mag.

Suriname
In Suriname hebben de Volksrepubliek China en de Republiek India ook gronden toegewezen gekregen, echter, vergeleken met wat zij in het buitenland hebben verworven, is dit vrij gering, maar op schaal bekeken is dit misschien niet het geval. Volgens berichten in de media heeft het Indiase Foods Fats & Fertilisers (FFF) 40.000 ha verkregen voor de opzet van een palmolie bedrijf, terwijl het Chinese Zong Heng Tai 52.000 ha verkreeg voor het ontwikkelen van een oliepalmplantage. Details van de overeenkomsten met deze twee firma’s zijn niet bekend, maar gezien de ervaringen elders in de wereld moet Suriname erop letten dat het er niet bekaaid vanaf komt i.c. niet in dezelfde boot belandt als vele Afrikaanse landen.
In elk geval hebben de bewoners in de betrokken gebieden hun protesten al laten horen, het is nu van belang dat via integer leiderschap de zaken in goede banen worden geleid tot voordeel van Suriname en de buitenlandse investeerders.

Rudie Alihusain
Advertenties

Monday 06 May
Sunday 05 May
Saturday 04 May