Column: De argumenten van Eddie Jharap
27 Aug 2012, 08:00
foto


Onder de titel “Waarom Jharap voorstander is van privatisering Staatsolie” gaf Eddie Jharap vorige week in Starnieuws argumenten voor een gedeeltelijke privatisering van Staatsolie. De argumenten zijn ook gepresenteerd op 16 augustus tijdens een panel-discussie van de VHP over privatisering van staatsbedrijven in het algemeen en Staatsolie in het bijzonder.
Jharap heeft veel gezag in deze kwesties. Daarom alleen al dienen zijn argumenten goed bestudeerd te worden.

In mijn eerste bijdrage aan Starnieuws in de discussie over privatisering van Staatsolie heb ik gereageerd op de argumenten van de huidige directie van Staatsolie. De directie betoogt dat privatisering nodig is om productiviteit en efficiency te verhogen. Dat zijn economische argumenten. Mijn vraag is: waaruit blijkt dat er nu onproductief en inefficiënt gewerkt wordt en waarom kan de directie daar nu niets aan doen en is verkoop van aandelen de enige manier om dat te bewerkstelligen?
Het antwoord op deze vraag is nog niet bekend.

Jharap brengt nu het volgende politieke argument naar voren: “Waar voorheen Staatsolie heel vrij en zelfstandig zijn operationele beslissingen, onder toeziend oog van een deskundige RvC, kon nemen, heeft vandaag de politiek haar greep op het bedrijf opeenvolgend vergroot, door volledige controle van de Aandeelhoudersvergadering, de Raad van Commissarissen en heel spoedig van het gehele bestuur. De zojuist genoemde situatie kan een toevallige regering met meer oog op haar korte termijn politieke belangen, gemakkelijk verleiden om operationele maatregelen binnen het bedrijf, zonder enig tegenspel, te laten nemen en uitvoeren die uiteindelijk nadelig kunnen zijn voor de toekomst van het bedrijf… Ik geloof dat de kansen van het voortbestaan van Staatsolie vergroot worden als het bedrijf gedemocratiseerd wordt: dat wil zeggen als een deel van zijn aandelen door verkoop in het bezit komt van kleine investeerders in de gemeenschap. Deze aandeelhouders kunnen van binnenuit helpen om ongezonde politieke besluiten tegen te gaan.”
Jharap stelt voor om 20-30% van de aandelen te verkopen.

Ik heb drie argumenten tegen zijn betoog.
Het eerste is een kwestie van logica: om politieke controle te vermijden, moet je juist NIET 20-30%, maar 100% van de aandelen verkopen.
Het tweede is van praktische aard: gezien de omvang van Staatsolie zullen noch kleine investeerders, noch grote Surinaamse investeerders Staatsolie overnemen, maar buitenlandse bedrijven.
Het derde is een kwestie van ideologische opvattingen: wat goed is voor een buitenlands bedrijf, hoeft niet goed te zijn voor Suriname; en kleine investeerders zijn geen redding voor het bedrijf.

Ik zal de argumenten uitwerken.
Het eerste argument betreft de logica van de redenering.
Jharap stelt dat een “toevallige” regering met het oog op korte termijn belangen beleidsmaatregelen wil doorvoeren die slecht zijn voor het bedrijf. Die toevallige regering is kennelijk een kwaadaardige regering die niet de belangen van de gemeenschap voor ogen heeft.
Het grote probleem met dit argument is: waarom verkoop je dan een minderheid van de aandelen? Waarom zou een regering die kwaadaardig is, zich bekommeren om een minderheid van aandeelhouders? Als ze eenmaal haar zinnen gezet heeft op een bepaald beleid, waarom zou ze zich door een minderheid laten afremmen?
Als je logisch zou redeneren op basis van dit argument, zou je moeten pleiten om juist NIET een minderheid maar 100% van de aandelen te verkopen. Want zelfs als 1% van de aandelen in handen is van de staat, zal de regering altijd zitting hebben in de aandeelhoudersvergadering en daar met andere middelen proberen om invloed uit te oefenen.
Jharap’s redenering heeft zoiets van: we gaan iets doen wat eigenlijk niet goed is, maar als we een klein beetje daarvan doen, dan is het niet zo erg.
Maar de logica van zijn argument is: als we het goed willen doen, dan moeten we juist all the way gaan en 100% verkopen.

Het tweede argument is van praktische aard. Bij de verkoop van Staatsolie gaat het om zo’n gigantisch bedrag dat kleine spaarders niet eens in staat zijn om 20% van de aandelen te kopen. Wat is de waarde van Staatsolie? Dat is lastig te bepalen, want je moet niet alleen kijken naar bezittingen en schulden, maar ook naar toekomstverwachtingen (mogelijke olievoorraden, prijzen, afzetmogelijkheden etc). Staatsolie had in 2010 een omzet van US$ 566 miljoen en verwacht voor 2011 een omzet van US$ 800 miljoen.
In de bedrijfseconomie worden soms vuistregels gebruikt bij de verkoop van bedrijven: zoals 3-5 maal de waarde van de omzet. Bij de verkoop van Staatsolie gaat het met deze vuistregels om een bedrag in de orde van grootte van 2,4 - 4 miljard US$ (op basis van US$800 miljoen omzet). Als we uitgaan van de verkoop van 20% (niet eens 30%) van de aandelen dan betekent dat dat Staatsolie US$ 480-800 miljoen uit de Surinaamse kapitaalmarkt moet halen. De vraag is: zijn er genoeg kleine spaarders in Suriname om dit bedrag op te brengen? Het antwoord is: nee. Met andere woorden: privatisering van Staatsolie is onmogelijk met kleine spaarders.
De volgende vraag is: zijn er genoeg grote kapitalisten in Suriname met voldoende spaargeld om samen dit bedrag op te brengen. Het antwoord is: nee? Met andere woorden: privatisering van Staatsolie is onmogelijk met de Surinaamse kapitaalmarkt.
Staatsolie moet dus in het buitenland op zoek gaan naar kopers. Maar die zullen niet geïnteresseerd zijn in 20-30% van de aandelen, maar in minimaal 51%. Met anderen woorden: privatisering zal neerkomen op de verkoop van de trots van Suriname aan het buitenlands kapitaal. Daar ga je dan met “Vertrouwen in Eigen Kunnen.”

Het laatste argument is van ideologische aard. Jharap stelt voor om de aandelen te verkopen aan “kleine investeerders”. Het verhaal van de kleine investeerder is gekoppeld aan het sympathieke begrip “democratisering van het bedrijf”. Kleine aandeelhouders zouden dan invloed hebben op het bedrijf. Zij zullen zich spoeden naar aandeelhoudersvergaderingen om een kwaadaardige regering met argumenten te overtuigen om haar beleidsmaatregelen tegen te houden. Er zijn drie problemen met deze redenering.

Het eerste probleem is de gedachte dat kleine investeerders een andere reden hebben om aandelen te kopen dat grote investeerders. Maar de overgrote meerderheid van mensen die aandelen kopen, zullen dat niet doen om invloed uit te oefenen op beleid, maar als investering van hun vermogen. Het doel om aandelen in bezit te hebben is om winst te kunnen maken met je investering. Als je meer kunt verdienen met je spaargeld door het op de bank te zetten, dan zul je dat uiteindelijk ook doen. Het overgrote deel van de mensen koopt aandelen om die reden. Dat geldt ook voor de kleine spaarder. Als hun aandelen weinig winst opleveren, dan zullen ze proberen om die te verkopen. Als een grote investeerder ze meer geld aanbiedt voor hun aandelen, dan zullen ze die verkopen. Alleen een kleine groep activisten koopt aandelen om in een aandeelhoudersvergadering een stem te hebben die toch niet gehoord zal worden. Het overgrote deel van de kleine investeerders koopt aandelen om geld te verdienen.

Het tweede probleem is: hoe maak je het onderscheid tussen kleine en grote investeerders?
Is Dilip Sardjoe een kleine investeerder? Als dat niet zo is, dan moet hij in de redenering van Jharap verboden worden om aandelen te kopen. Welke mechanismen ga je bedenken om beperkingen in te voeren bij de verkoop van aandelen? Moet een maximum worden gesteld aan het vermogen of het jaarinkomen? Moet een koper belastinggegevens overleggen (inkomensbelasting, vermogensbelasting of beide)? Ik zie niet gebeuren dat er een koppeling komt van de verkoop van aandelen aan een maximum vermogen of inkomen? In de praktijk gaan niet de kleine investeerders in Suriname, maar types als Sardjoe de aandelen van Staatsolie kopen.

Het derde probleem is de gedachte dat privatisering leidt tot besluitvorming die gebaseerd is op economische overwegingen en goed zijn voor bedrijf en samenleving. Stel nu dat Staatsolie straks wordt overgenomen door een buitenlands bedrijf (wat waarschijnlijk is). Wat goed is voor een buitenlands bedrijf hoeft niet goed te zijn voor Suriname. De besluitvorming over wat er met Staatsolie moet gebeuren zal gemaakt worden op basis van overwegingen over wat goed is voor de moedermaatschappij en niet wat goed is voor Suriname. De geschiedenis heeft dat keer op keer bewezen en de economische wetten schrijven dat voor. Privatisering is in zo’n geval geen garantie dat besluitvorming t.a.v. Staatsolie dus ook in het belang van Suriname zal zijn.

Blijft nog wel het punt hoe om te gaan met politieke druk in staatsbedrijven. Jharap heeft gelijk. Dat is een reëel probleem. Er zijn andere manieren zijn om daarmee om te gaan dan privatisering. Staatsolie heeft dat bewezen. Staatsolie heeft in de afgelopen dertig jaar succesvol weten om te gaan met die druk. Ik zou er voor pleiten dat Jharap zijn kennis gebruikt om uit te leggen hoe je als manager van staatsbedrijven met die politieke druk moet omgaan en toch succesvol kunt zijn. Met privatisering gooi je het kind met het badwater weg.

Hoe gaat het argument van Jharap in de komende tijd werken? Jharap heeft als grondlegger van Staatsolie veel moreel gezag. Ongeacht de vraag of zijn argumenten steekhoudend zijn, zal zijn gezag gebruikt worden om de privatisering van Staatsolie door te drukken. Sterker nog, de NDP regering zal met zijn argument in de hand pleiten voor privatisering. De verwijzing naar de kleine investeerder zal misschien gebruikt worden in de discussie, om te verhullen dat er een verkoop wordt voorbereid aan het buitenlands kapitaal. Er zal geen wetgeving komen om de verkoop aan de grote Surinaamse kapitalisten of aan buitenlandse ondernemingen te beperken. Als de privatisering voorbij is en blijkt dat het buitenlands kapitaal samen met de nieuwe rijken van Suriname de aandeelhouders zijn geworden van Staatsolie, zal Jharap achteraf zeggen: zo heb ik het niet bedoeld. Ik stel nu vast: maar dat had je vooraf kunnen weten. De nieuwe rijken zullen niet alleen rijk worden door de aandelen, maar ook door de bemiddelende rol die ze gaan spelen voor het buitenlandse kapitaal. Buitenlandse rekeningen van Surinaamse bemiddelaars zullen worden gespekt.

Een filosoof zei ooit eens: de geschiedenis herhaalt zich, eerst als een klucht en dan als een tragedie.
Bijna 15 jaar geleden kwam het volk van Suriname in opstand tegen een NDP-regering die Staatsolie wilde privatiseren en Eddie Jharap wilde ontslaan als directeur van dit staatsbedrijf. Het volk was niet op straat gekomen om 20-30% van de aandelen te verkopen maar om het staatsbedrijf te behouden. Jharap was de vaandeldrager van die beweging. Zo zou hij de geschiedenis ingaan.
Nu wil een NDP-regering Staatsolie opnieuw privatiseren. Nu is Eddie Jharap de vaandeldrager van het beleid van de NDP-regering om Staatsolie te privatiseren, terwijl hij 15 jaar geleden de vaandeldrager was van een volksbeweging tegen die privatisering. Wat een ironie om zo de geschiedenis in te gaan.

Ik beschouw Eddie als een goede vriend. Ik heb zijn biografie geschreven. Ik heb veel respect en waardering voor hem. Ik wens hem het allerbeste toe. Greta, zijn vrouw, heeft een speciale plek in mijn hart vanwege de offers die zij heeft gebracht in de geschiedenis van Staatsolie maar die zelden voor het voetlicht zijn gekomen.

Ik denk dat Eddie en andere directeuren van staatsbedrijven een bijzondere rol kunnen spelen in de training en begeleiding van een nieuwe generatie managers van staatsbedrijven.
De huidige rol van vaandeldrager voor een beleid van privatisering van Staatsolie is niet de rol die ze zouden moeten aannemen. Een goede naam bouw je langzaam op in 30 jaar, maar kan snel afgebroken worden in 30 seconden. Ik hoop dat ze niet meewerken aan het plan om een bedrijf dat een speciale plek heeft in de harten van honderdduizenden Surinamers over te dragen aan het buitenlands kapitaal in samenwerking met de nieuwe kapitalisten van Suriname en de slogan “Vertrouwen in eigen kunnen” op de vuilnisbelt van de geschiedenis zullen gooien.

Sandew Hira

p.s
Sommige Hollanders denken dat je Surinamers alles wijs kunt maken. Als antwoord op Jan Gajentaan’s eerste kritiek op mijn benadering van de geschiedenis leg ik uit dat hij niet ingaat op mijn stellingen, zijn verhaal over een domme leraar geschiedenis die geen weet heeft van epistemologie (kennisleer) niet klopt, zijn argument - dat bij een vergelijking van het beschavingsniveau van Nederlanders en Duitsers je alleen naar de omvang van de Joodse bevolking moet kijken - niet klopt en zijn visie over Uncle Tom niet consistent is.
Zijn reactie is: er is een man Lou de Jong, die heeft een leuk boek geschreven over De Tweede Wereldoorlog (so what); het argument van de Joden klopt wel degelijk, want de Arabieren kenden ook slavernij. En Zunder en ik zijn ideologisch en niet wetenschappelijk bezig, maar dat hoeft hij niet te bewijzen. We moeten hem op zijn erewoord geloven.
Dit is een niveau van discussie van dronkemannen in een Brabants dorpscafé. Die discussie bestaat eerder uit bere-foeroe praatjes dan uit serieuze wetenschappelijke bijdragen. Vandaar dat ik vanaf nu stop met reageren op zijn artikelen.
Advertenties

Monday 06 May
Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May