Column: Herschrijving geschiedenis
13 Aug 2012, 08:00
foto


Afgelopen week is vanuit de politiek en de Javaanse en Inheemse gemeenschappen de roep gerezen om de geschiedenis te herschrijving vanuit een Surinaamse optiek. Ministerie Soewarto Moestadja is niet alleen een politicus, maar ook een intellectueel. Met een verwijzing naar de Palestijnse criticus Edward Said zegt hij dat in theorie kolonialisme is afgeschaft maar het systeem nog volop aanwezig in de algemene culturele sfeer, de politiek en in de ideologische en maatschappelijke praktijk.
Siritoyara Aloema van de Organisatie van Inheemsen in Suriname zegt: "De tijd is aangebroken om onze geschiedenis te herschrijven".
Edward Moetjito Pawiroredjo stelt dat de geschiedenis van Javanen in Suriname bekeken moet worden vanuit de bril van de immigrant en de nazaten van de immigranten.
Moestadja heeft 100 procent gelijk. Aloema’s oproep is mij uit het hart gegrepen. En Redjopawiro’s stelling kan ik van harte onderschrijven.

De vraag is nu: Wat houdt herschrijving van de geschiedenis (dekolonisatie van de geschiedschrijving) in en hoe doe je dat?

Er zijn twee visies over wat dekolonisatie van de Surinaamse geschiedschrijving is.
De eerste visie wordt verkondigd door Eric Jagdew. Jagdew hanteert in navolging van Gert Oostindie en Hans Ramsoedh in een artikel 'Dekolonisatie van de Surinaamse geschiedschrijving' het volgende criterium: de woonplaats van de historici. De producten van historici die in Suriname wonen, vormen gedekoloniseerde geschiedenis en de producten van historici die buiten Suriname wonen is gekoloniseerde geschiedschrijving. Het klinkt bizar, maar daar komt zijn argumentatie op neer. Jagdew legt omstandig uit dat 'dekolonisatie van de Surinaamse geschiedschrijving sinds de staatkundige onafhankelijkheid in 1975 en zelfs vanaf de verkrijging van autonomie in 1949 is uitgebleven'. Vervolgens gaat hij omstandig in om uit te leggen wie in Suriname woont en iets geproduceerd heeft over geschiedenis. Tenslotte concludeert hij dat dekolonisatie van de geschiedschrijving niet goed van de grond komt omdat er een “tekort is geweest aan academisch geschoolde historici”. Als dat tekort is opgeheven, dan is de geschiedschrijving gedekoloniseerd.

De tweede visie, die ik in navolging van Franz Fanon verdedig, is dat dekolonisatie van de geschiedschrijving een kwestie is van inhoud en visie op de geschiedenis, niet van woonplaats van de auteurs. Het gaat om de vraag: welke verhaal vertelt de historicus? Is dat het verhaal vanuit het gezichtspunt van de kolonisator of het verhaal vanuit het gezichtspunt van de gekoloniseerde.
Voorbeeld. Maurits Hassankhan woont in Suriname. Hij is een kwart eeuw bezig om onderzoek te doen naar de Hindostaanse geschiedenis. In de aankondiging van zijn lezing over Mariënburg stelt hij dat hij zal ingaan op “de diepere achtergronden van het verzet van contractarbeiders tegen vermeende onderdrukking”. Na 25 jaar onderzoek is hij nog steeds niet achter dat er sprake was van onderdrukking en uitbuiting en praat nu nog over “vermeende” onderdrukking. Radjinder Bhagwanbali woont in Nederland, maar heeft de onderdrukking en uitbuiting minutieus vastgelegd. In mijn optiek is de eerste visie die van de kolonisator en de tweede die van de gekoloniseerde. Niet de woonplaats van de auteur bepaalt of hij gedekoloniseerd is (zoals Jagdew omstandig betoogt), maar zijn visie op de geschiedenis (zoals ik betoog).

Nu is de vraag: hoe kom je tot een gedekoloniseerde geschiedschrijving? Ook dat is niet een kwestie van opleiding, maar van inhoud. Het is heel goed mogelijk dat mensen in Suriname opgeleid worden met de visie van de kolonisator.

Dekolonisatie van de geschiedschrijving houdt drie dingen in.

Ten eerste, het formuleren van kritiek op de koloniale geschiedschrijving. Je kunt onmogelijk dekoloniseren als je niet weet hoe de kolonisatie van de geschiedschrijving plaatsvindt en wat koloniale geschiedschrijving inhoudt. Mensen moeten getraind worden in het kritisch analyseren van de koloniale geschiedschrijving en in staat zijn om te bekritiseren wat fout is aan de koloniale geschiedschrijving. Het kweken van een kritische geest in plaats van een geest van nederigheid en onderdanigheid is deel van de geestelijke bevrijding. Daarom is de organisatie van debat en kritiek een essentieel onderdeel van dekolonisatie van de geschiedschrijving. Koloniale geschiedschrijvers proberen altijd beperkingen in te voeren bij debat en kritiek, terwijl dekoloniale geschiedschrijvers die beperkingen overboord gooien.

Ten tweede, het ontwikkelen en hanteren van een theoretisch raamwerk met het bijbehorende begrippenkader. Het theoretische raamwerk van de koloniale geschiedschrijving gaat uit van de legitimiteit van kolonialisme. Kolonialisme wordt gezien als het product van legitieme handelingen van de kolonisator. Het begrippenapparaat dat daarbij hoort zijn 'de ontdekking van Amerika' in plaats van 'de invasie van Amerika' of de benaming 'planter' voor mensen die nooit iets geplant hebben en slaaf voor de mensen die hebben geplant in plaats van 'slavendrijver' en 'tot slaaf gemaakte'.
Het theoretische raamwerk van de dekoloniale geschiedschrijving is het concept van de 'misdaad tegen de menselijkheid'. Kolonialisme wordt gezien als een misdaad en niet als het product van legitieme handelingen. We hoeven het wiel niet opnieuw uit te vinden. Overal in de wereld zijn er antikoloniale denkers die dit theoretische raamwerk hebben ontwikkeld en verfijnd.

Ten derde, het hanteren van een wetenschappelijke in plaats van een ideologische methode.
Veel historische publicaties van koloniale auteurs zijn beschrijvingen: ze verzamelen feiten in de trant van en-toen-en-toen-en-toen-bigi-bere-njan-pampoen.
Zelden stellen ze de vraag: waarom? Als ze de vraag zou stellen: waarom hebben de Europeanen volkerenmoord gepleegd op de Inheemsen in de Amerika’s, dan kom je uit op pijnlijke antwoorden over het niveau van de Europese beschaving. Daarom wordt die vraag zoveel mogelijk vermeden in de koloniale geschiedschrijving en worden vooral “feitelijke” beschrijvingen geproduceerd over het kolonialisme.
Het stellen van de 'waarom' vraag is de belangrijkste wetenschappelijke vraag en de 'hoe-vraag' is daarbij van ongeschikt belang.

Een ander belangrijk aspect van de wetenschappelijke benadering is de comparatieve dimensie, de vergelijking van misdaden tegen de menselijkheid met elkaar. Die vergelijking is taboe in de koloniale geschiedschrijving. Wat kunnen we leren van een vergelijking van de invasie van Nederland door de Duitsers en de invasie van Suriname door de Nederlanders? Ook dat is pijnlijk voor de kolonisator, want uit die vergelijking blijkt dat het beschavingsniveau van de Nederlandse bezetters een klink stuk lager was dan van die van de Duitse bezetters. Toen de Duitsers Nederland hadden bezet, werden de Nederlanders gewoon beschouwd als mensen. De bevolkingsadministratie is in tact gebleven en Nederlanders werden daarin gewoon als mensen beschreven. De Nederlanders hebben bij de invasie van Suriname de tot slaaf gemaakte inheemsen en Afrikanen gedegradeerd tot beesten. Ze waren in de plantage-administratie opgenomen naast varkens, koeien en ezels.
Tijdens de Duitse bezetting van Nederland is de bevolking gegroeid van 8,8 miljoen in 1940 naar 9,2 miljoen in 1945. Tijdens de Nederlandse bezetting van Suriname in de periode van slavernij is de bevolking gedaald. In de periode van slavernij zijn 350.000 mensen uit Afrika gekidnapt om gratis dwangarbeid te verrichten in Suriname. Aan het eind van de periode van slavernij was de bevolking met meer dan 90% gedaald tot 34.000. Dit soort comparatieve analyses zijn taboe in de koloniale geschiedschrijving.

In de wetenschappelijke methode zijn er geen taboe-thema’s. In de koloniale geschiedschrijving zijn sommige thema’s tot taboe verklaard: herstelbetalingen en de vergelijking met de Joodse holocaust, racisme en de manier waarom mental slavery inclusief hoe het Uncle Tom complex werkt. Het doorbreken van taboe’s is één van de elementen van dekolonisatie van de geschiedschrijving.

Tot slot kunnen we de vraag stellen: waarom ontbreek deze benadering van dekolonisatie van de geschiedschrijving in het Surinaamse onderwijs? Het antwoord is eenvoudig. Onze historici worden nog steeds getraind door Uncle Tom’s die op hun beurt weer getraind zijn door koloniale historici als Oostindie, Van Stipriaan, Emmer of Van Lier. En dat dragen zij over aan de nieuwe generatie. Zolang dat het geval is, zal dekolonisatie van de geschiedschrijving plaatsvinden buiten het onderwijs, zoals het nu gebeurt door mensen als Bhagwanbali, Zunder en nu ook Redjopawiro. Maar na 35 jaar onafhankelijkheid wordt het tijd om die benadering op te nemen in het onderwijs. Dat is niet een kwestie van beleid, maar van sociale strijd. En die fase moet nog aanbreken.

Sandew Hira
Advertenties

Monday 06 May
Sunday 05 May
Saturday 04 May