Politieke Borrelpraat (PBR) deel 100
03 Jun 2012, 18:00
foto


“Hebben jullie gelezen dat de waarnemend Korpschef van Politie twee instructeurs op het Politieopleidingscentrum buiten functie heeft gesteld
“Poti korpschef, hoe lang gaat hij waarnemend blijven?”
“Vreemd hè, dat er in dit land zo een rare traditie is ontstaan: je bent wel goed om jarenlang waar te nemen in een functie, maar niet goed genoeg om officieel in die functie benoemd te worden.”
“Begrijp je niet dat men dan een zekere grip heeft op zo iemand?”
“Maar partijloyalisten worden wel pats-boem meteen benoemd.”
“Maar waarom zijn die twee instructeurs buiten functie gesteld?”
“Ze vernederden de rekruten; er waren teveel klachten.”
“Kies ding instructeurs mooi; op zo een manier leid je geen mensen op, je leidt ze eerder ten onder.”
“Begrijp je nu waarom ons korps na een onderzoek ter zake naar voren kwam als het slechtst gemanierde politiekorps in de regio?”
“Nou, ik mag niet jokken: laatst was ik in een politie-roadblock. Opeens staat er een agent midden op straat, nog wel aan de Sophie Redmondstraat, richting AZ, net na die zogenaamde flitspalen, jongoe, bijna mi rij a mang omver. Ik moest linksaf slaan.”
“En, moest je ‘plat, plat, plat’, omdat je linker-achterlicht niet werkte?”
“A mang dies lob overdrijf! Echt niet, mij werd netjes naar mijn papieren gevraagd en toen alles in orde bleek, mocht ik doorrijden. Wel viel het me op dat er een militair met een vervaarlijk uitziend schiettuig op de hoek stand by stond. Maar volgens mij waren er mieren in z’n broek gekropen, want hij stond daar open en bloot met zijn ene hand in zijn broek z’n ander schiettuig te ontdoen van die bijtende krengetjes.”
“Stel a pah dati bin kaa joe en zou zeggen:’Goedemorgen meneer, ik ben John, mag ik kennismaken’, en hij steekt diezelfde krashand uit. Sa joe bo doe?”
“Ik zou m’n handen zedig met de handpalmen tegen elkaar gedrukt voor hem houden, m’n hoofd lichtelijk buigen en zeggen:”Namastih, bhejah.”
“Wat heb je daar nou gezegd, praat toch verstaanbaar man!”
“Nou, we zijn straks officieel al 139 jaar in dit land en je hebt me niet verstaan? Schande!”
“Vreemd hè, dat ons op de een of andere manier is aangeleerd geen woord van bepaalde van onze Surinaamse talen te spreken.”
“En het lijkt dat we sterk aangespoord, zelf gedwongen worden bepaalde andere wel te spreken.”
“Is die invloed van die koloniale verdeel-en-heers methode die sommigen van ons dankbaar hebben overgenomen, mooi verpakt in hol etnisch en nationalistisch gebabbel en dat ten eigen voordele aanwenden.”
“Gelukkig begrijp ik niet wat je zegt, want het klinkt niet vriendelijk.”
“Maar hebben jullie gezien hoe die Nederlandse Europarlementariërs als een gieter zijn afgegaan? Eerst een hele poeha maken op Twitter, met een hoop glitter, en geflitter, op Fees-boek, op Linkedink, op Baadoo, op weet-ik-veel. Ze zouden tegen het houden van de EU/ACP-conferentie in Paramaribo stemmen, want ze wilden niet in het bijzijn van “dat monster” komen of de kans lopen zijn met bloed bevlekte handen te schudden.”
“Wat een opgeblazen komedie, echt stemmingmakerij! Maar niemand praat over het met bloed bevlekte koloniale verleden van het Koninkrijk der Nederlanden; nu pas worden bijvoorbeeld nabestaanden van het oorlogsgeweld tijdens de Nederlandse politionele acties in het voormalige Nederlandsch Oost-Indië schadeloos gesteld.”
“Schaamteloos stelletje fascisten; nauwelijks waren ze bevrijd van het Duitse juk, of ze probeerden met kracht en geweld Oost-Indië terug te krijgen.”
“Maar jullie weten toch dat een aardig aantal Surinaamse jongemannen, veelal uit de Schutterij, skotjietrie, hebben meegedaan met deze politionele acties.”
“Ja, wisten ze toen beter! Voor velen was het een way out uit de armoede. Gelukkig hebben de Verenigde Naties die Politionele Acties van Nederland voortijdig gestopt en kon Soekarno de onafhankelijkheid van Indonesië uitroepen.”
“Daarover rept meneer Manders, zeer gewaardeerd, maar in mijn ogen zeer laag gezonken Nederlands Europarlemantariër, geen woord.”
“Hun kracht zit hem in het verspreiden van een hoop roddelpraat.”
“Let op je woorden: zij hebben aanhang hier, onder onze eigen mensen.”
“Ik heb er eentje aan het werk; die was er zo trots op dat de vergadering in Paramaribo niet zou doorgaan.”
“Sa ie doe?”
“Ik heb niets gezegd en de ontwikkelingen afgewacht. Toen dat bericht kwam dat die hele Manders niet eens aanwezig was op die vergadering waar over de conferentie in Paramaribo zou worden beslist, kon die ene aan m’n werk niets meer zeggen. Onze hele afdeling heeft hem uitgelachen; je weet toch, precies zoals dat op school toeging, als je de arrogante uithing, omdat je een rijke pa hebt en op een dag glij je over een dagoebraak op de gang uit en je wapst met je zitvlak precies in die morserij. Soort geluid ding mede-leerling ow meki, denk je?”
“Waahaaawaahaahai-hai-hai-beeueueuewaahaaahaaawahaabeuuuuuuuu.”
“Precies, net zo hebben we voor’em gedaan. A long gwe.”
“Nou, ik zou hem in niet mis te verstane woorden de waarheid hebben gezegd.”
“Dan zou je net zo doen als onze Winston-sa-Djak-ding.”
“Ai, die ging nogal ondiplomatisch tekeer tegen de EU-vertegenwoordiging alhier die hem vragen stelde over die verruiming van die amnestiewet.”
“A kies ding mooi. Wat denken ze wel! Ze komen met je praten, mooi intellectueel discussiëren, en eindstand blijkt dat ze je een van tevoren opgestelde verklaring door de strot willen duwen. Dus onze inbreng in het gesprek was bij voorbaat uitgesloten. Da wat ben je hier komen praten? Terecht Winston djie ding.”
“Ie kan djie ding, zeker, want dit is inderdaad geen stijl, maar sab fa joe doe ing, je bent diplomaat, minister van Diplomatische Zaken...”
“Zo heet dat ministerie niet, mang.”
“Weet ik ook, zuiplap...”
“Noem me niet steeds zuiplap, terwijl jij hier het meeste zuipt...”
“Zeg ‘njèh’ en ik duw deze fles door je strot.”
“Heren, rustig, ober, ijs, ijs, ze lopen heet hier, rustig, Jullie zeggen de dingen toch diplomatisch en niet rechtoe-rechtaan, niet recht fo z’n raap, niet kort door de bocht?
“Okay, okay, geachte confrater, ik wil u erop attenderen dat u een verkeerde naamgeving voor ons ministerie van Buitenlandse Zaken gebruikt.”
“Dank u wel, geachte confrater voor deze terechte aanmerking, maar ik wil u mededelen, casu quo u erop attenderen dat ik hier door middel van enige ironie heb willen aangeven dat....”
“Jakkes mang, praten jullie weer gewoon, nò!”
“Maar we hebben het over verdeel-en-heers via roddelpraat, maar net zo liepen mensen hier rond te vertellen dat onze parlementariër Azzis Toe-Maar daar in die vergadering te Denemarken tegen de conferentie in Paramaribo had gestemd.”
“Boi, gelukkig is dat niet waar gebleken. Ons Azziesje heeft wel duidelijk verklaard tegen die amnestiewet te zijn, en dat is z’n goed recht, maar hij heeft onomwonden aangegeven niet tegen het houden van de conferentie in Paramaribo te zijn.”
“Of sprak hij opeens zo, toen ook hij merkte wat voor vieze rol die bakra’s hebben gespeeld?”
“Ik denk het niet, want hij zit zelf in die voorbereidingscommissie van die conferentie. Hij vond het juist erg dat de conferentie niet zou doorgaan en hoeveel inkomsten we zouden mislopen.”
“En uitgaven, want zo een conferentie kost de staat ook een aardige hap geld.”
“Maar ook hier heb je zo te zien figuren die zomaar dingen rondbazuinen, en anderen die er klakkeloos in geloven.”
“En dan komt die omhooggevallen boerenkinkel, om een typisch woord uit z’n moedertaal te gebruiken, rondbazuinen dat we niet genoeg hotelaccommodatie hebben en niet genoeg vergaderruimte. Intussen blijkt dat niet te kloppen.”
”Dalijk zeurt hij dat we niet genoeg eten zullen hebben en sterke drank en bier.”
“D’r lopen in politiek Den Haag een paar van dit soort figuren rond, die ons uit een soort van dorpsjaloezie niets gunnen; ze kunnen het niet hebben dat we op eigen houtje vooruit komen.”
“Volgens mij zit daar dat ding. Daarom ding mang dat tegen Bouta; dat n’a symbool foe a eigen ding, ons eigene.”
“Je kan zeggen wat je wil, maar die kleine Indiaan heeft ons hoe dan ook sinds tachtig op de wereldkaart gezet, zoals geen enkele politicus vóór hem, tijdens hem, en ik denk niet ook na hem.”
“Ja, maar op de kaart gezet met negatieve dingen.”
“De positieve zaken verzwijgt men liever, om politieke redenen.”
“Maar jullie hadden het over vernederingen, gunst, waar heb ik dat ook gelezen, waar weer, ja, op het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling.”
“Ai, ook daar is er een manager die waarschijnlijk tot z’n pensioen waarnemend directeur zal blijven.”
“Laten we het niet hopen voor’em, want Ziedjoel is die functie echt wel waard.”
“Laat Shirley dat eerst regelen in plaats van ambtenaren tijdens vergaderingen te beledigen of te vernederen, of elke ochtend te staan loeren wie er te laat binnenkomt.”
“A kies ding luilakken die het maar voor zeven-even nemen, mooi! We willen in dit land maar doen en laten waar we zin in hebben. Daarom beschouwen we controle als een daad van vijandschap en kritiek als vernedering en belediging.”
“En vele vakbonden komen juist op voor lijntrekkers en luilakken.”
“Maar laatkomers tjekken is toch niet het werk van een minister?”
“Waarom niet?”
“Maar waarom loopt Shirley met een hele colonne bodyguards rond als ze binnen het ministerie van afdeling naar afdeling loopt? Sta je zo open voor een ieder?”
“Hoe kom je daar nou bij?”
“Het staat in de krant, ze bouwt een heel fort om zich heen.”
“Dan is dan geen fort Zeelandia of fort Boekoe, maar fort Shirley.”
“Jullie moeten maar alles klakkeloos geloven wat er in sommige berichten staat.”
“En men heeft er bezwaar tegen om eerst schriftelijk aan te geven waarover men met de minister wil praten.”
“In elke geordende samenleving gaat dat zo toe. Alleen hier wil men te tij en te ontij bij de minister binnenvallen om over die schoonmaakster die bevorderd moet worden of die dienstwagen die aan een vakbondslid toegewezen moet worden, te praten.”
“Is Jozef van Kabinet II regeert op onderwijs.”
“Dat is toch diezelfde Zoon van Jozef die toentertijd via de STVS een filosofisch praatprogramma had met als titel: Is God dood?”
“Oh ja, ik kan me dat herinneren, Pengel-tv was toen nog zwart-wit. Ik begreep niet veel van zijn gepraat, maar wat ik de volwassenen om me heen hoorde zeggen, was dat het wel op niveau was, wat onze Zoon van Jozef daar beredeneerde.”
“Dat heb ik ook niet ontkend, en al die voorstellen die hij deed over onderwijszaken, zoals maximale klassengrootte enzo, zijn goeie dingen.”
“Net als zeker ook de daggelden en hotelfaciliteiten die hij zich met zijn onderwijsdelegatie onlangs toekende tijdens hun verblijf in Nederland.”
“Dat is geen nieuws onder de Surinaamse zon. Ik kan me herinneren dat tijdens Jopi-popi zelfs een hele verdieping van een zoveel-sterrenhotel in Nederland door onze delegatie werd afgehuurd, inclusief eten en drinken,. Boi, ding mang go tekeer drape.”
“Ook op het met staatsgelden gebouwde buitenverblijf van diezelfde premier te Blakawatra moet het er ook flink losbandig zijn toegegaan. Toen was het geen Njang, Dringi, Prisiri, maar Njang, Prisirie, Sopi.’
“Daarmee praat je toch niet het vergooien van belastinggeld vandaag de dag goed?”
“Nee, maar je gaat niet kunnen ontlopen dat wie bij het kruis zit, zichzelf zegent.”
“En wij zegenen onszelf met dit geestrijk vocht. Heren, proost op deze honderdste keer.”
“Yeah.”

Rappa
Advertenties

Monday 06 May
Sunday 05 May
Saturday 04 May