Surinaams Museum geeft gedenkboek van zichzelf uit
24 May 2012, 06:00
foto


Wie gedacht had dat de samensteller Pepijn Reeser van het gedenkboek (256 bladzijden) over het Surinaams museum ‘Verzamelaars en volksopvoeders’ een leerboekje, studieboek of een gedegen instructieboek over de Surinaamse museologie zou maken, komt bedrogen uit. Het keurige boekje is niets meer dan een overdreven loftuiting aan eenieder die zich ooit heeft beziggehouden met de cultuur- of natuurgeschiedenis van Suriname. En wie waren dat tot op heden? Juist ja, de Nederlanders die de Surinamers even de culturele les kwamen lezen. Die Nederlanders hadden immers een zee van tijd, want die hoefden zich niet druk te maken over de aankoop van een perceel en nog minder over de bouw van een huis dat zij daarop voor hun kinderen moesten neerzetten.

Reeser heeft wel een mooi boekje voor het Surinaams Museum gemaakt, met heel veel bronnen maar met hier en daar toch wat typefouten (invoerfouten) zoals op bladzijde 70 en 71 en met sommige overbodige foto’s (bladzijden 125, 137 en foto 121). Die foto’s functioneren meer als bladvulling dan als educatieve illustratie. Het boek vermeldt dat de 28 jarige Pepijn Reeser geschiedenis in Nijmegen heeft gestudeerd en dat hij conservator was van het in 2012 opgeheven Nationaal Historisch Museum. Niemand in Suriname weet dus hoe gezaghebbend Pepijn Reeser is in de Nederlandse museumwereld. Daarom komt veel van zijn museale kritiek nogal wat aanmatigend over bij de lezer. Dat is de zwakke kant van een toch wel enigszins leuk en voor wat de bronnen betreft, gedegen gedenkboek.

Amateurs
Gelukkig zijn enkele namen van Nederlanders die Reeser in zijn boek opsomt wel bekend bij de Surinamers. Sommigen van de Nederlanders waren wel bekwame amateurs, maar dat sommigen van hun hobby een beroep maakten, kon blijkbaar alleen nog in een kolonie als Suriname. Het gedenkboek voor het jarige Surinaams museum heeft tenminste een groot voordeel. Nu kan je zwart op wit lezen en ook nog zien, wat de redenen zijn geweest dat het museumwezen in Suriname nooit tot grote bloei is gekomen. Honderd vijftig jaar niet! Het waren vooral de goedwillende Nederlandse amateurs die in een kolonie van het koninkrijk der Nederlanden, het beste er van wilden maken. Deze Nederlanders waren duidelijk geen professionals en daar hebben alle Surinaamse overheden 150 jaar lang genoegen mee moeten nemen. Dat hebben onze overheden ook met de veerverbindingen moeten doen, totdat zij zelf mooie bruggen hebben laten bouwen.

Onderwijs zit nu voor wat het museumbeleid betreft blijkbaar met dezelfde gebakken peren als onze jonge politici dat aan het begin van de jaren ’80 hebben meegemaakt. Het Surinaamse kind begrijpt nog steeds niets van zijn afkomst en natuurlijk ook niet hoe zijn voorouders hier ooit verzeild zijn geraakt. Het begrijpt ook niet waarom het zijn ‘roots’ in een ander land moet gaan zoeken, zijn vaderland hier wel moet ophemelen maar zijn toekomst in het moderne westen (Europa en Amerika) moet gaan zoeken. Reeser die niet in Suriname heeft gewoond, moest zijn informatie dus van de Nederlanders of van onze ‘bounties’ hebben. Met Nederlanders bedoelen wij niet onze “boeroes” maar de bakra’s en die worden door Reeser in het gedenkboek uitbundig de hemel in geprezen.

Aangelegenheid Nederlanders
Het museumwezen is in Suriname altijd een aangelegenheid van de Nederlanders geweest en dat is tot nu toe zo gebleven ook. Ze hebben altijd gedacht dat Suriname te arm was om een goed museum te hebben, totdat de mooie bruggen over onze brede rivieren kwamen. Toen kon het opeens wel en die ontwikkeling van onze bruggen moet het museumwezen in Suriname ook nog meemaken. Dan zal geschreven worden hoe de “bakra’s” dat vanaf 1990 hebben willen boycotten. Toen Surinamers in 1990 een Nationaal Museum compleet met maquette, een miniwaterval en blauwdrukken (bladzijde 196) aan het publiek konden presenteren, verbleekten de ouderwetse opvattingen over een museum in het Fort Zeelandia. Enkele toppers binnen het Surinaams Museum konden het initiatief voor de bouw van een Nationaal Museum maar niet goed verwerken. Helaas kregen zij ook nog de ondersteuning van onze eigen ‘jet set’. Die kozen voor het Nederlandse belang en niet voor de Surinaamse ontwikkeling.Het zijn diezelfde Surinaamse notabelen die er alles aan gedaan hebben zodat Surinamers in hun eigen vaderland museaal niet aan de bak kwamen.

Die bizarre verhalen over het museumbeleid (en ook over archeologie) in Suriname moeten nog geschreven worden. Net als het verhaal over de verwarring binnen het bestuur van het Surinaams museum toen een Surinaamse kunsthistorica werd benoemd tot directeur van het museum. Twee Nederlandse bestuursleden stapten toen onmiddellijk op. En als in een gedenkboek zo lyrisch wordt geschreven hoe goed ons erfgoed bewaard is gebleven, zullen wij nu ook beginnen te schrijven wat Suriname allemaal is kwijtgeraakt…wat is meegegeven en wat gestolen mocht worden! Deze verhalen hebben ze nooit aan Pepijn Reeser verteld!

Stichting Cultuureducatie
Advertenties

Monday 06 May
Sunday 05 May
Saturday 04 May