Ingezonden: De krijgsraad nam een begrijpelijke beslissing!
13 May 2012, 02:00
foto


Toen de krijgsraad in haar eerdere zitting voor het eerst geconfronteerd werd met de Amnestiewet heeft de krijgsraad president ambtshalve de wet ter discussie gesteld. Op dat moment had de auditeur militair conform artikel 3 van de Amnestiewet (S.B. 1989 no.68, zoals gewijzigd bij S.B. 2012 no. 49) lid 1 onder b, luidende: Indien het betreft personen, tegen wie de zaak bereids ter terechtzitting aanhangig is gemaakt, de bevoegdheid tot strafvordering te hunnen aanzien vervalt, moeten handelen. In plaats van een formeel juiste juridische houding aan te nemen, is de auditeur militair zich toen gaan mengen in de discussie over strijdigheid van de Amnestiewet met de Grondwet.

Ik heb in mijn vorig artikel erop gewezen, dat de eerlijkheid mij gebied te zeggen dat de president van de krijgsraad een correcte procedure heeft toegepast bij de aanvang van de zitting. Het was een onbegrijpelijke blunder van de auditeur militair om toen een beroep te doen op het Constitutioneel Hof dat niet bestaat, waardoor de krijgsraad na een korte schorsing besloten heeft dat op 11 mei een beslissing zal worden genomen over het al dan niet ontvankelijk verklaren van het Openbaar Ministerie.

Na al die motiveringen van de krijgsraad met betrekking tot de toetsing van de vigerende Amnestiewet met één of meer bepalingen van hoofdstuk V van de Grondwet, namelijk met de grondrechten van de betrokkenen en de toetsing met artikel 106 van de Grondwet ten aanzien van de toepasbaarheid van de Amnestiewet, ontstond voor degenen die voortdurend onzin verkondigden en zij die bewust manipuleerden met de rechtsstaatgedachte een grote teleurstelling.
Toen moest gebeuren wat reeds op de vorige zitting had moeten plaatsvinden, namelijk het proces tot stilstand brengen op grond van artikel 3 van de Amnestiewet. Maar omdat het bij de auditeur militair is begonnen, werd de zwarte piet teruggespeeld en precies daar heeft de krijgsraad de formeel juiste weg verlaten.

Een slimmigheid hanteren door artikel 131 lid 3 van de Grondwet op het bord van de auditeur militair te plaatsen en zodoende de discussie voortgang te laten vinden, om het odium niet op je te laten van spelbreker, is verbazing wekkend voor een rechtbank.

Als het argument is, dat artikel 131 lid 3 van de Grondwet geen deel uitmaakt van hoofdstuk V van de Grondwet, namelijk de grondrechten van de burgers en daardoor niet getoetst kan worden door de Krijgsraad, hoe zal het de auditeur militair dan lukken dat wel te doen? Hij heeft geen andere keus dan artikel 3 lid 1 onder b toe te passen waardoor op een rechtsstatelijke manier een eind wordt gebracht aan het 8 decemberstrafproces.

Onwillekeurig dacht ik aan het proces dat ik voerde als directeur van Binnenlandse Zaken bij het Hof van Justitie in 1993. Het was een proces met alles erop en eraan; intriges, manipulatie en als het niet ging om de rechterlijke macht, zou je wedden dat er koehandel werd gedreven.

Eugéne J. van der San
Advertenties

Monday 06 May
Sunday 05 May
Saturday 04 May