Mediabedrijven en journalisten ondermijnen persvrijheid
03 May 2015, 20:02
foto


Hoe langer de misvattingen binnen het journalistieke beroep zich blijven presenteren en toenemen, hoe sneller en makkelijker de conclusie getrokken kan worden dat van journalistiek beoefening er eigenlijk helemaal geen sprake meer is in Suriname. Een harde constatering, die onrecht doet aan zij die wel degelijk de journalistiek op een juiste manier beoefenen. Misschien moet deze constatering genuanceerd worden met, dat het aantal mediabedrijven en personen dat het beroep uitoefent, spreekwoordelijk nog maar op de vingers van één hand is te tellen.

Vandaag is het de Internationale Dag voor de Persvrijheid. De Verenigde Naties die deze dag in 1993 heeft ingesteld, heeft in een verklaring met nadruk er op gewezen dat een juiste, hoogstaande en kwalitatieve beoefening van de journalistiek essentieel is voor de beleving van mensenrechten, duurzame ontwikkeling en het vergroten van het democratisch gehalte binnen een samenleving. Als gekeken wordt naar de randvoorwaarden die de VN stelt voor een juiste en kwalitatieve uitoefening van het beroep, zou Suriname glansrijk de toets doorstaan. Tientalen radio- en televisiebedrijven, vijf landelijke kranten en tal van regionale en of groepsgerichte bladen en meer dan 25 politieke partijen, is een behoorlijke pluriformiteit, die de persvrijheid ondersteunt.

Suriname kent sinds de terugkeer van de democratie eind jaren tachtig geen openlijke en directe aanvallen op journalisten en mediabedrijven. Er zijn van overheidswege, los van, op het moment enkele dode muilkorf-artikelen in de grondwet, geen andere wettelijke regels die het beroep en de belevenis van de persvrijheid belemmeren. Los van enkele incidenten zoals intimidatie en bedreigingen, die nu nog plaatsvinden is de mate van persvrijheid redelijk goed te noemen. Dat is dan ook de weergave op de wereld index voor persvrijheid waar het land op plek 31 staat, wat goed is voor een acceptabele belevenis van de persvrijheid. Die positionering zegt evenwel helemaal niets over de kwaliteit van het journalistieke beroep en ook niet over de kwaliteit van de belevenis van persvrijheid. De realiteit, geplaatst in de context van kwaliteit, zij die het beroep uitoefenen en zij die de persvrijheid moeten beleven, ziet er jammer genoeg totaal anders uit. Er kan niet anders worden geconcludeerd, dan dat, als het aan de randvoorwaarden niet ligt het dan wel te maken heeft met de kwaliteit die moet zorgen voor een optimale belevenis van de persvrijheid.

Ik loop met dit commentaar en kritiek natuurlijk het risico op lange tenen te trappen en een storm van reactieve kritiek te krijgen, maar ik waag het er op en hoop zelf dat die kritiek komt, maar dan wel constructief en op het onderwerp gericht. Het is lastig om je eigen vakgroep op deze manier op de korrel te nemen. Maar het moet er ooit van komen, dat wij en in deze gaat het niet om mediawerkers, maar om journalisten, ons gaan afvragen welke meerwaarde er wordt toegevoegd met het beroep aan de samenleving dan het slechts van alle soorten goedkope en beïnvloeden informatie te voorzien en deze vorm van journalistiek beoefening hebben gemaakt tot ons middel van bestaan. Wat is onze referentie om onszelf journalist te noemen. Waar hebben we die referentie en kennis vandaan gehaald. Natuurlijk, het is een vrij beroep, maar elk beroep heeft spelregels, als die nu bij wet zijn vastgelegd of dat die door de beoefenaars van het beroep zijn vastgesteld, spelregels moeten worden nageleefd. De journalistiek bestaat bij gratie van het grondrecht op vrije meningsuiting en hebben de beoefenaars dit recht tot hun beroep gemaakt. De journalistiek bestaat al sinds mensenheugenis en heeft een lange ontwikkeling doorgemaakt. Het valt onder de bijzondere beroepen dat wordt gedoceerd op hoge en cultuuracademische onderwijsinstellingen en universiteiten.

Het trieste is, dat voor zeker negentig procent van wat rondloopt als journalist of een bedrijf heeft waar journalistiek ‘bedreven’ wordt niet eens weet wat het woord betekent, vanwaar het komt, waarom het bestaat en waarom het journalistieke beroep wordt, kan en moet worden uitgeoefend. Veel mediabedrijven hebben wel de beschiklening over een nieuwsredactie, hebben ‘journalisten’ in dienst maar ontberen de redacties en de journalisten de fundamentele kennis over wat zij eigenlijk aan het doen zijn. Dit heeft geresulteerd in het ontstaan van een een eigen subcultuur binnen de media en de journalistiek, die niets te maken heeft met het oorspronkelijke beroep. Wat we kennen is een zelfgemaakte Surinaams model, zonder toegevoegde waarden, standaarden en ethische codes. Ik geloof niet in een Surinaams model van het beroep waar vrijwel alle basis voorwaarden en standaarden waaraan het moet voldoen ontbreken.

Het is een keiharde realiteit dat wanneer onze mediabedrijven en journalisten zonder, om even te zwijgen over ontwikkelingsjournalistiek, zelf de basis beginselen van het vak ontberen de eerste verantwoordelijken zijn die het beroep ondermijnen. Was het maar dat het resultaat slechts voor eigen rekening was. Helaas wordt niet alleen schade toegebracht aan het beroep, maar wordt onrecht aangedaan aan zij (het publiek) die recht heeft op een juiste en kwalitatieve belevenis van het recht op vrije meningsuiting.

Ik ben mij ervan bewust dat deze kritiek hard is, maar zeker niet ongegrond. Het zou onfair zijn, wanneer ik als criticus en zeker als voorzitter van de Surinaamse Vereniging van Journalisten, niet aan de andere kant van deze spiegel zou gaan staan, goed er in te kijken en vooral geen excuses te vinden op de vraag, …. Maar wat doen jij en de vereniging er zelf aan, dan je eigen beroepsgenoten op de korrel te nemen? Het zou me hier te ver voeren om daarover uit te wijden. Ik wil volstaan met te zeggen dat elke beroepsuitoefening in de eerste plaats een individuele verantwoordelijkheid is. Een collectieve verantwoordelijkheid wordt het wanneer, gedreven door passie beroepsgenoten, zonder emotionele trammelant bereid zijn zich in te zetten voor een kwalitatieve ontwikkeling van hun beroep.

In Suriname kennen we buiten de overheid vier lichamen die te maken hebben met de journalistiek. Mediabedrijven met hun nieuwssecties of redacties, de Academie voor Hoger kunst en Cultuur Onderwijs met een studierichting journalistiek, de Surinaamse Vereniging van Journalisten waar individuele journalisten lid van kunnen worden en ten slotte de Stichting ter Bevordering van de Journalistiek in Suriname (SBJS). Willen we recht doen aan een juiste belevenis van persvrijheid en de verdere uitholling van het journalistieke beroep een halt toebrengen, wordt het hoog tijd dat deze organen de koppen bij elkaar steken.

Wilfred Leeuwin
Journalist
Advertenties

Thursday 28 March
Wednesday 27 March
Tuesday 26 March