Kantonrechter Rewita Chatterpal heeft in een vonnis vastgesteld dat de aanbesteding van het wegproject Southdrain–Apoera onrechtmatig is verlopen. De Staat is veroordeeld om de gunning van het werk aan Shiwan Tushan N.V. binnen een week in te trekken en de uitvoering van de aannemingsovereenkomst onmiddellijk te staken. Hiermee behaalt het aannemingsbedrijf Baitali N.V., na het succes in de rechtszaak over het spraakmakende infrastructurele project van de Van ‘t Hogerhuysstraat, opnieuw een overwinning.

Volgens de rechter is Baitali hierdoor ten onrechte uitgesloten en heeft de Staat gehandeld in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Daarbij woog mee dat de Staat reeds uitgebreid overleg had gevoerd met Baitali over het project, zelfs op presidentieel niveau. Het zonder duidelijke reden overhevelen van het project naar LVV en het vervolgens gunnen aan een andere partij, achtte de rechter onrechtmatig.

De rechter gebiedt de Staat om binnen een week het gunningsbesluit in te trekken, de uitvoering van het contract met Shiwan Tushan N.V. te staken en, indien het project wordt voortgezet, een heraanbesteding te organiseren die voldoet aan de regels van de aanbestedingswet. Daarnaast moet de Staat in zowel het Advertentieblad van de Republiek Suriname als een landelijk dagblad publiceren dat het eerdere besluit is ingetrokken. Om naleving af te dwingen, legde de rechter een dwangsom op van SRD 1 miljoen per dag zolang de Staat in strijd handelt met het vonnis.

De vordering van Baitali om het werk direct aan haar te gunnen, wees de rechter af; een heraanbesteding is de juiste oplossing. Wel moet de Staat de proceskosten van Baitali vergoeden, inclusief SRD 7.500 aan advocaatkosten en SRD 2.550 aan griffiekosten. De tegenvorderingen van de Staat, waaronder het eisen dat Baitali de gunning zou respecteren en zich zou onthouden van verdere acties, werden volledig afgewezen.

Achtergrond
In deze tweede zaak gaat het om de rehabilitatie van de wegstrekking Southdrain–Apoera in het district Nickerie. Baitali voerde sinds 2020 gesprekken met de Staat over infrastructuurprojecten, vastgelegd in overeenkomsten met het Ministerie van Openbare Werken (OW). In januari 2025 werd Baitali door OW uitgenodigd om een offerte in te dienen voor dit project, waarbij de inschrijvingsdatum eerst op 17 februari stond en later werd verplaatst naar 7 maart.

Tot Baitali’s verbazing bleek kort voor de indieningsdatum dat ook het Ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij (LVV) een openbare aanbesteding had uitgeschreven voor precies hetzelfde project, met een inschrijftermijn van slechts 13 dagen. Baitali probeerde nog deel te nemen, maar kreeg geen toegang tot de stukken omdat de “inlichtingenbijeenkomst” al voorbij was. Volgens Baitali werd zij daardoor ten onrechte buitengesloten.

Ondanks protesten van het bedrijf gunde de regering op 26 maart 2025 de uitvoering aan Shiwan Tushan N.V. voor een bedrag van bijna USD 43 miljoen – ongeveer USD 17 miljoen hoger dan de offerte van Baitali. De ondernemer eiste, met succes, dat het besluit tot gunning zou worden ingetrokken en dat het werk alsnog aan haar zou worden toegewezen. Subsidiair vorderde het bedrijf dat de Staat verplicht zou worden een heraanbesteding te organiseren conform de regels van het Aanbestedingsreglement voor Werken in Suriname.

Baitali stelde dat de aanbesteding in strijd was met meerdere bepalingen, zoals de veel te korte inschrijftermijn van 13 dagen in plaats van de voorgeschreven 42, de gebrekkige bekendmaking – alleen via de Facebook-pagina van LVV in plaats van in een landelijk dagblad – en de ten onrechte opgelegde verplichting om een plaatselijke aanwijzing bij te wonen. Hierdoor werd het bedrijf uitgesloten van deelname, terwijl OW Baitali eerder formeel had uitgenodigd.

Verweer van de Staat
De Staat voerde aan dat de aanbesteding volgens een “verkorte procedure” had plaatsgevonden, waardoor kortere termijnen zouden gelden. Volgens de landsadvocaten was de procedure rechtsgeldig en had Baitali geen belang bij haar vordering omdat zij zich niet tijdig had aangemeld bij LVV. Bovendien stelde de Staat dat Baitali met haar beschuldigingen het imago van de overheid had geschaad en misbruik maakte van procesrecht.

De kantonrechter stelde vast dat de procedure bij LVV inderdaad niet conform de regels was verlopen. In de bekendmaking werd niet vermeld dat sprake was van een verkorte procedure, terwijl de inschrijvingsdatum bovendien te vroeg was vastgesteld (10 maart in plaats van ten minste 11 maart). Ook had er bij deze procedure geen verplichte plaatselijke aanwijzing mogen zijn.