In het hoogste college van Staat – ons parlement – is het politieke geheugen korter dan de houdbaarheid van een pakje boter in de zon. Coalitie en oppositie wisselen wel van stoel, maar zelden van gedrag. Het is een toneelstuk met een vast script, waarin beschuldigingen en hypocrisie de hoofdtekst vormen. Vandaag verdedigt de coalitie met vuur een standpunt dat fel wordt bestreden door de oppositie, maar zodra de machtsbalans omslaat, wordt het tegenovergestelde standpunt met dezelfde heilige overtuiging gebracht.

Neem begrotingsdiscussie die in een sneltreinvaart wordt afgewerkt. Moet het tekort worden gefinancierd met leningen of niet? Het antwoord hangt niet af van economische logica, maar van waar je zit in de zaal. Evenzeer geldt dat voor het verlenen van quorum. Volksvertegenwoordigers die hun stoel leeg laten om de tegenpartij te gijzelen, noemen dat “politieke strategie” — totdat ze zelf quorum nodig hebben. Dan wordt het ineens “grondwettelijke plicht”. Tegen een royale vergoeding van SRD 130.000 (netto bijkans een ton) wordt de fel begeerde zetel leeg gelaten om de partijstrategie. 

Hetzelfde spelletje geldt voor de klaagzang over afwezige ministers of een onzichtbare president. In de oppositie is dat een schande; in de coalitie heet het ineens “drukke agenda” of “intern overleg”. De vraag of de parlementariërs volksvertegenwoordigers of partijvertegenwoordigers zijn, is allang beantwoord. Een lid dat het waagt tegen de partijlijn in te stemmen, mag rekenen op politieke waterboarding: druk, isolatie en uiteindelijk royement. Zelfs als die keuze voortkomt uit oprechte dienstbaarheid aan het land - bijvoorbeeld trouw aanwezig zijn en niet meedoen aan het quorumspelletje - wordt dat beloond met een schop onder de politieke kont.

En ondertussen buitelen de schandalen vrolijk over elkaar heen. Dure dienstauto’s die voor een appel en een ei worden “overgenomen”, leiden tot theatrale verontwaardiging… totdat het eigen kamp ermee pronkt. Dan is het ineens “efficiënt hergebruik van staatsmiddelen”. De hypocrisie is niet alleen beschamend, ze is bijna kunstzinnig.

Ook het financiële spoor van vernieling bij machtswissels is inmiddels een nationaal ritueel. In 2020 liet de NDP-regering onder Bouterse een ravage achter. In 2025 doet de regering-Santokhi het niet anders - mogelijk zelfs erger. Onbetaalde rekeningen, op het laatste moment toegekende contracten, sluipende financiële verplichtingen… Het lijkt minder op beleid en meer op een afscheidsfeestje waar je de rekening bij de buren legt.

De rolwissel tussen coalitie en oppositie is soms zo snel dat je bijna een nekkraag nodig hebt om het te volgen. Partijen die tot een maand geleden nog deel uitmaakten van de regering, doen nu alsof ze uit de hemel zijn gevallen en pas net hebben ontdekt dat er problemen bestaan.

De ware aard van onze “één pot nat”-politiek laat zich het best zien in de manier waarop corruptieve handelingen dwars door oppositie en coalitie heen lopen. De ene partij schreeuwt moord en brand over de corruptie van de ander — totdat zij zelf aan de beurt is. Dan heet het “een noodzakelijke uitgave” of “een strategische beslissing”. En zo wordt het parlement niet de plek waar wetten worden verbeterd, maar de arena van een eindeloze modderwedstrijd. Het verschil tussen coalitie en oppositie is niet groter dan de kleur van de vlag op het podium. Ondertussen zakt de geloofwaardigheid van de politiek sneller weg dan asfalt in de regentijd. 

De rekening van dit alles belandt steevast bij dezelfde mensen: de burgers. Zij mogen toekijken hoe 'hun vertegenwoordigers' elkaar gijzelen, bedriegen en beconcurreren in wie het meeste schade kan aanrichten, terwijl echte problemen blijven liggen. Want wie alleen het politieke spel wil winnen, verliest uiteindelijk de geloofwaardigheid. 

Wilfred Leeuwin