De context goed begrijpen!
03 Dec, 13:37
foto


In mijn laatste artikel onder de kop De beëindiging van het 8 december rechtsproces d.d. 28 augustus 2017 op de website De Boodschap heb ik erop gewezen dat, over dit onderwerp, het spel verder voortgang zal vinden binnen ons staatsbestel, totdat het wordt beëindigd. Daarbij is uitdrukkelijk gememoreerd dat het niet alleen aan de poot van de rechterlijke macht binnen de Trias Politicaleer gelegen is om dit beladen proces tot een einde te brengen.

In dit verband werd op verschillende momenten de vraag aan mij gesteld, wat daarmee wordt bedoeld? Welnu; Suriname is een democratische rechtsstaat dus de rechtsstatelijke positie van de verdachten in het 8 december strafproces zal je bij een eventuele veroordeling in beschouwing dienen te nemen met inachtneming van de vigerende wettelijke regelingen.
Zo heeft de rechterlijke macht, met name de krijgsraad en het Hof van Justitie in beroep, door haar beslissingen de spanningen opgevoerd, zonder dat het eind resultaat zal zijn veranderd. Wij hebben er eerder op gewezen dat een cruciaal moment van het proces was toen de krijgsraad de gewijzigde Amnestiewet van 2012 onverbindend verklaarde. Daarbij is het Hof van Justitie in hoger beroep meegegaan. De motivering was inmenging krachtens artikel 131 lid 3 van de Grondwet van de Republiek Suriname.

Krachtens artikel 80 van de Grondwet zijn de wetten onschendbaar.  Artikel 137 van de Grondwet geeft de rechter wel de bevoegdheid, om in een concreet geval de toepassing van een bepaling van een wet die in strijd is met één of meer van de in Hoofdstuk V genoemde grondrechten, voor dat geval ongeoorloofd te verklaren. Weshalve kan de uitgesproken onverbindendheid, hoewel verkeerd gebruikt, in deze kwestie alleen voor dat moment geldig zijn.

De rechter heeft bij de beoordeling om de amnestiewet toe te passen, tijdens het proces gesteld dat het krachtens artikel 131 lid 3 inmenging zou opleveren vandaar dat de wet niet conform de wil van de wetgever in het proces is betrokken. Deze verregaande uitleg heeft terecht veel stof doen opwaaien.

Artikel 55 van de Grondwet geeft De Nationale Assemblee de bevoegdheid om het volk van de Republiek Suriname te vertegenwoordigen en zij is tevens het hoogste orgaan van de Staat. Zoals eerder gesteld, zal het daarom voor onze staatsrechtelijke beleving en de vormgeving in onze rechtspraak goed zijn, indien De Nationale Assemblee als enige bevoegd orgaan daartoe een kaderwetje tot stand zou brengen, om duidelijkheid te verschaffen in de beoordeling van artikel 131 lid 3 van de Grondwet.

Met een wet kan de verwarring worden weggenomen, dat elke inmenging als bedoeld in artikel 131 lid 3 van de Grondwet alleen voor de executieve belast met de uitvoerende macht kan gelden en nimmer voor de wetgever. Het liefst wordt deze wet met een gekwalificeerde meerderheid in De Nationale Assemblee aangenomen of het artikel geschrapt, anders worden de grondvesten van de Trias Politicaleer tot wankelen gebracht.

Indien het correct  was verlopen was de bevoegdheid tot strafvordering vervallen en de rechter voor wie de zaak aanhangig is gemaakt, had onmiddellijk de niet- ontvankelijkheid van het openbaar ministerie uitgesproken. Dit vloeit voort uit de naleving van de amnestiewet tijdens het proces.

Nu de spanning erin is gehouden heeft de auditeur militair zijn requisitoir gepresenteerd en het ligt aan de advocaten van de verdachten om dit aan flarden te schieten. Het zal dan blijken of een strafeis op vermoeden kan worden uitgesproken omdat naar mijn weten in het strafrecht de eigenlijke delictsomschrijvingen moeten worden benoemd.
Ongeacht wat verder zal gebeuren dienen in het kader van de rechtsstatelijke posities van de verdachten de volgende vigerende wettelijke regelingen in acht genomen te worden:                               
a. Bij een eventuele veroordeling van de verdachten en het vonnis in kracht van gewijsde gegaan is, zal desgewenst de    tenuitvoerlegging van het vonnis opgeschort worden gedurende de volgende acht dagen. ( Art 486 Wetboek v.           Strafvordering)

b. Binnen de termijn van deze acht dagen kan de veroordeelde een niet gesloten verzoekschrift om gratie inleveren bij de griffier van het gerecht dat het vonnis heeft uitgesproken. De griffier geeft onverwijld schriftelijk kennis aan het openbaar ministerie en verzendt het verzoekschrift onmiddellijk aan de minister van Justitie en Politie. Door deze inlevering blijft de tenuitvoerlegging opgeschort zolang op het verzoek niet is beschikt.( Art.487 lid 4 W.v. Strafvordering).
Indien geen gebruik wordt gemaakt van art. 487 zal de tenuitvoerlegging van de rechterlijke beslissing, dus het vonnis, plaatsvinden overeenkomstig de door de minister van Justitie en Politie op te stellen richtlijnen op last van het openbaar ministerie (Art. 480 W.v. Strafvordering).

Eugène van der San
Bestuurskundige

U kunt het gehele artikel hier downloaden.

pdf-icon.gif De_context_goed_begrijpen.pdf                
Advertenties

Monday 06 May
Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May