8 december dupliek: Mr. Kanhai versus ‘meneer Does’
16 Aug, 04:53
foto


In zijn 8 december dupliek ging de advocaat van Bouterse, mr. I. Kanhai, pagina’s lang tekeer tegen de ‘verklaringen van meneer Henry Does’. Persoonlijke aanvallen werden daarbij niet geschuwd. Hoofdofficier van Justitie mr. A. Niamat had in haar repliek in één alinea naar mijn getuigenis verwezen: ‘Deze getuige heeft de situatie weergegeven welke Suriname in de greep had in die tijd. De vervolging kan begrijpen waarom deze getuige aangeeft dat de handelingen gepleegd door de verdachte een aanslag waren op de toekomst van Suriname. Het gaat volgens deze getuige niet alleen om de personen,  maar ook om de waarden die Suriname met zich zal moeten meedragen. De onschendbaarheid van de vrijheid en democratie zijn waarden waarvoor de 15 slachtoffers hun leven hebben gegeven.’

‘Kolonie’
Kanhai beschreef het Suriname waartegen Bouterse op 25 februari 1980 zijn staatsgreep pleegde als Nederlandse  ‘kolonie’ zonder democratie. Er kon volgens hem dus geen sprake zijn van teloorgang van de democratie. Maar het land waartegen de putschisten zich keerden, was een onafhankelijke republiek met een unaniem door de volksvertegenwoordiging aangenomen democratische grondwet. In maart 1980 zouden verkiezingen plaatsvinden. 

De jonge republiek kende – in de antikoloniale vrijheidsstrijd verworven  - mensenrechten en democratische vrijheden: recht op leven, recht op fysieke en psychische integriteit, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vergadering en demonstratie, persvrijheid, vakbondsrechten, algemeen kiesrecht en onafhankelijke rechtspraak. Er waren ernstige sociale en bestuurlijke tekortkomingen. Maar Sranan had srefidensi en een democratische rechtsstaat. Vreedzame beslechting van geschillen, en daarmee voorkomen van onnodig verlies aan mensenlevens, was de norm van het openbare leven. Echter, al die verworvenheden van individueel en collectief zelfbeschikkingsrecht waren voor Kanhai ‘zo een verschrikkelijke onzin.’

Moord om macht
In zijn vergoelijking van het, op 25 februari 1980, bloedig stukslaan van de constitutionele rechtsorde verwees Kanhai naar het Laatste Woord van Bouterse. Die kwam na eerdere, volstrekt andere lezingen, nu met een bizarre rechtvaardiging van zijn staatsgreep op de proppen: Nederland zou een staatsgreep willen plegen en hij wilde die voor zijn! Maar waarom wilde hij staatsmacht? Zijn Groep van 16 had geen maatschappelijk program, niet eens een krabbeltje op een bierviltje. Wat overbleef als motief was slechts macht om macht, met alles wat daarmee binnen bereik kwam: machtsposities, geld, grond en grondstoffen. Na de machtsovername kwam daarbij nog Nederlandse ontwikkelingshulp! Bouterse c.s. hadden zich nog vóór hun coup het recht aangematigd te moorden om macht. Macht als moordmotief.

Kamikaze advocaat
Het grootste deel van zijn dupliek besteedde Kanhai aan het in alle toonaarden verkondigen dat de slachtoffers van 8 december 1982, alsook verschillende nabestaanden, ‘landverraad’ hadden gepleegd door een ‘coup’ te willen plegen en als ‘bruggenhoofd’ te dienen voor een ‘militaire invasie’ van Nederland. Hij noemde het toenmalige hoofd van de Militaire Inlichtingendienst ‘twijfelachtig’, omdat die voor de rechter had verklaard dat van een dreigende coup of invasie geen sprake was geweest. 

Bevelhebber Bouterse had op 8 december 1982 in het Fort Zeelandia persoonlijk erop toegezien dat onder dwang van (psychische) foltering twee ontvoerden,  André Kamperveen en Jozef Slagveer, valse zelfbeschuldigingen voor de televisiecamera’s voorlazen. Kanhai verzweeg veelzeggend in zijn dupliek dit boemerang ‘bewijs’ voor couppoging en buitenlandse invasie. Hij hield zich als een paaldanser vast aan zijn ongeloofwaardige getuige à decharge Peter van Haperen. Wat de advocaat onbedoeld onthulde met het, in navolging van Bouterse, fixeren op de haatdragende, lasterlijke victim blaming was het moordmotief van wraak. Moordmotieven ondergraven redelijke twijfel aan voorbedachte rade. Mr. Irvin Kanhai, de kamikaze advocaat.

Nationaal geweten
In de dupliek werd als ‘enige relevante context’ een universum van ideologische manipulatie, geschiedvervalsing en geveinsde spijt, opgediend. In dit universum werd vreedzaam protest ‘oorlog’. Internationale kritiek op jarenlange, systematische schendingen van de mensenrechten werd ‘dreigende militaire invasie’, terwijl de ‘oorlogssituatie’ werd ontdaan van het oorlogsrecht. Het was het universum van de wereld op zijn kop, de wereld van ‘op de vlucht neergeschoten’!

De slachtoffers van de Decembermoorden waren advocaten, journalisten, militairen, ondernemers, vakbondsleiders en wetenschappers. Zij hadden echtgenotes, partners, moeders, vaders, broers, zussen, nichten, neven, tantes, ooms, vrienden, kameraden, collega’s, studenten, lezers, kijkers, luisteraars, sympathisanten, buurtgenoten, landgenoten en op hun schouders zaten hun kinderen. Hun namen sieren het nationaal geweten en staan gegrift in het Nationaal Monument Bastion Veere - 8 december 1982: John Baboeram, Bram Behr, Cyrill Daal, Kenneth Gonçalves, Eddy Hoost, André Kamperveen, Gerard Leckie, Sugrim Oemrawsingh, Leslie Rahman, Soerendra Rambocus, Harold Riedewald, Jiwansingh Sheombar, Jozef Slagveer, Robby Sohansingh, Frank Wijngaarde.

Henry Does
Advertenties

Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May