De rechtspositie van de ‘losse’ of oproep arbeider
05 Apr 2023, 14:50
foto


In de laatste editie van het Surinaams Juristen Blad 2022 is een annotatie verschenen van mr. Glenn Piroe (hierna: ‘de annotator’) van een vonnis welke duidelijkheid geeft over de rechtspositie van werkers die geruime tijd wel een vaste werkplek en werkomstandigheden hebben, maar geen vaste werktijden, dit vonnis is door de rechter gewezen op 04 januari 2021, bekend onder A.R. No. 17-5557 [B. , J.R. ca. N.V XXX]. Ondergetekende zal zijn opinie over het onderhavig vonnis delen. De namen van partijen zijn vanwege privacy redenen geanonimiseerd.

De casus in het vonnis A.R. No. 17-5557
B. hierna te noemen ‘de werknemer’ is met N.V.XXX (de werkgever) een mondelinge overeenkomst aangegaan tot het verrichten van werkzaamheden als ‘stuwadoor op oproepbasis tegen een uurtarief’. Vermeldenswaard is dat te rekenen van 17 januari 1994 tot het moment waarop de zaak ingediend wordt bij de rechter de werknemer in overheidsdienst was (als bus controleur). De werkgever deelde aan de werknemer mondeling op 19 januari 2017 mee dat deze ‘wegens bedrijfseconomische redenen niet meer zal worden opgeroepen voor het laden en lossen van schepen’.

De werkgever vraagt voor de beëindiging van de arbeidsverhouding geen ontslag vergunning aan. De werknemer eist daarop intrekking van het ontslag, toelating tot het werk en loon doorbetaling. De werknemer betwist in zijn vordering de ontslaggrond: waarbij hij aandraagt dat hij als enige uit een groep van 40 stuwadoors was ontslagen. De werknemer gaf tevens aan dat zijn dienstbetrekking bij de overheid op zich geen ontslaggrond oplevert o.a. omdat dit bekend was bij de werkgever bij aanvang van de arbeidsverhouding en geen beletsel was voor het tot stand komen van de tweede arbeidsverhouding. Anderzijds was de werkgever van oordeel dat er tussen partijen geen arbeidsovereenkomst bestond, maar een oproepovereenkomst die steeds van rechtswege eindigde (bij voltooiing van werk), waardoor er ook geen ontslagvergunning hoefde te worden aangevraagd.

Volgens de werkgever zou er sprake zijn van een ‘voorovereenkomst’ en zou de werknemer vrij zijn om aangeboden werk te weigeren. De rechter kwam tot de slotsom dat elke keer wanneer de werknemer gevolg gaf aan een oproep er conform artikel 1613a BW een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd ontstond op basis van de 3 elementen te weten arbeid, loon en gezagsverhouding.

Opinie
Het kenmerk van de oproepovereenkomst is dat de werknemer ‘wacht’ op een oproep om gedurende een aantal uren of gedurende een langere periode arbeid te verrichten. Indien partijen overeenkomen, dat de een (werknemer) in dienst van de andere (werkgever) werkzaamheden zal verrichten, wanneer laatstgenoemde hem daartoe oproept, men dan van een los dienstverband pleegt te spreken. Een dergelijke overeenkomst zal soms kunnen worden gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht (I); de overeenkomst kan echter ook zo worden opgevat dat zij beschouwd moet worden als een voorovereenkomst, waarbij door de betrokkene partijen van te voren wordt vastgesteld wat tussen hen zal gelden telkens wanneer krachtens oproep enerzijds en de bereidverklaring om aan de oproep gehoor te geven anderzijds een dienstbetrekking is tot stand gekomen; de werknemer heeft zich dus niet bij voorbaat verbonden om aan de oproepen van de wederpartij gehoor te geven.(II) Er is dus sprake van twee kwalificaties.

Tot Slot
Het meest opmerkelijke in dit vonnis is dat de kantonrechter de mondelinge deeltijdse overeenkomst van een losse arbeider kwalificeert als een deeltijdse arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd (arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht). De kantonrechter stelt ook dat er voor ontbinding van deze overeenkomst toestemming van de ontslagcommissie vereist is.

De beslissing om werknemers aan de hand van een oproepovereenkomst in dienst te nemen, wordt door individuele bedrijven bepaald. Hoewel deze beslissing vaak gebaseerd is op de aard van de werkactiviteit, concurrentiedruk en managementtrends zijn er vaak genoeg grijze gebieden in de wet- en regelgeving.

De oproeparbeider verkeert meestal in een zwakke sociaaleconomische positie vooral vanwege de werk- en inkomensonzekerheid en de slechtere arbeidsomstandigheden in vergelijking met de vaste werknemers. Veel oproepkrachten zijn slecht beschermd tegen sociale risico’s zoals ziekte en zijn vaak onzeker over het aantal werkuren, met de daarmee gepaard gaande schommelingen in inkomende wettelijke maatregelen in het kader van de oproepkracht zijn daarom van groot belang, om de rechtspositie van deze groep werknemers te waarborgen. Het ligt derhalve op het pad van de Overheid om de rechtszekerheid van de 'losse' of oproeparbeider te waarborgen en waar nodig over te gaan tot ontwerpen, aanscherpen of wijzigen van wet – en regelgeving.

Mr. Ferrik I. Terlaan
Advertenties

Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May