En toen deed plotseling een nieuw beroep haar intrede in ons vaderland. De ene na de andere activist liet van zich horen. Nog even en er zijn evenveel activisten als politieke partijen in Suriname … dus teveel voor onze kleine bevolking. Zaken gaan in Suriname al tijden niet zoals het hoort, of zoals wij het hebben gekend of zoals wij dat graag zouden willen dat ze gingen. De activisten helpen enkele wanhopige burgers wat stoom af te blazen. Dat is op zich goed. Een oude odo leert ons namelijk: Efu dyeme no ben de ati ben sa priti.
Maar is stoom afblazen alleen voldoende om veranderingen, die al die protesterenden verlangen te bewerkstelligen? Ondertussen hebben wij gezien dat kwaadwilligen deze protestgroepen gebruiken om zeer destructief hun gang te gaan. Overigens blijft de vraag rechtovereind of de prijs voor het ‘slechts’ stoom afblazen niet te hoog is? Toen na de protestactie van 24 maart aan een van de protesterenden erop werd gewezen dat de opkomst maar povere was zei deze: “maar het protest is wel een groot succes geworden”. “Hoe zo?” werd gecounterd. “Alles was toch gesloten, alles was plat. Het was net een nationale vrije dag”.
De protesterende noch de interviewer schenen te weten dat accountant Haroen A. Karamat in de eerste helft van 2012 had uitgerekend dat de inkomsten die worden gederfd op een vrije dag SRD 42.913.419,91 bedragen. Dat is afgerond SRD 43 miljoen. Aangezien volgens het Algemeen Bureau voor de Statistiek (ABS) in die periode – de eerste helft van 2012 dus - de officiële gemiddelde wisselkoers van de SRD t.o.v. de US$ 3,35.- was -, komt dat neer op een bedrag van US$ 12. 835 820, 89. Dus de protestactie van 24 maart heeft ons als volk op zijn minst US$ 13.000.000,- (dertien miljoen US dollars) gekost. En dan spreekt een deelnemer aan de protestactie over een succes. De legendarisch politicus Rufus Nooitmeer zei vaak: Unu mu koni nanga un srefi! Hij had gelijk, want te veel van onze burgers zijn Penny wise, maar pound foolish.
Nu steeds meer activisten burgers oproepen om de straat op te zoeken voor het protest moeten wij ons afvragen wat de bedoeling weer was van instituten en andere maatschappelijke organisaties als: politieke partijen, vakbeweging, en die horend tot het maatschappelijk middenveld. In staten met een volwassen democratie zijn het instituten als deze die de mening van grote delen van de maatschappij vertolken. Dat zijn de organisaties waar de discussies en het debat plaatsvinden, maar vooral zijn het de organisaties van scholing en vorming van de bevolking.
Maar hebben wij als volk decennia geleden niet gekozen voor de indirecte democratie? Wij kiezen onze volksvertegenwoordigers die ons niet alleen vertegenwoordigen, maar ook namens ons de regering moet controleren en medewetgever zijn. Als wij niet tevreden zijn over de performances van onze volksvertegenwoordigers dienen wij in partijcongressen of partijraadsvergaderingen ons ongenoegen daarover te laten blijken. Dat zou ook moeten gelden binnen de vakbeweging. Maar de rol van al deze decennia oude organisaties kan toch niet op een paar blauwe maandagen overgenomen worden door enkele activisten, waarvan wij niet weten aan wie zij verantwoording - moeten - afleggen.
Maar als plotseling een van deze activisten publiekelijk aangeeft de bekogeling en vernielingen van het Surinaams parlementsgebouw op 17 februari terecht vindt, politiemensen honden of varkens noemt dan vraag ik mij af of we hier niet te doen hebben met a person of action in the wrong direction. Het zijn slechts sterke benen die de weelde kunnen dragen.
Overigens zouden wij in Suriname toch moeten proberen meer in groepsverband oplossingen aan te dragen voor problemen waarmee wij geconfronteerd worden, of verwachten kunnen daarmee geconfronteerd te zullen worden.
Ik hoor velen klagen over de prijzen en de kwaliteit van onnoemlijk veel producten, maar relatief weinigen kiezen er voor lid te worden van de consumentenkring onder de bezielende leiding van Albert Alleyne.
Surinamers moeten niet alleen verenigingen, organisaties en wat dies meer zij oprichten, maar vooral meer daarin participeren. Voor ons aller belang.
Hans Breeveld