Colombia: 79 politieagenten vrijgelaten na gijzeling

Een groep politieagenten en olieveldarbeiders die tijdens protesten in de zuidelijke provincie Caquetá in Colombia waren gegijzeld, zijn vrijgelaten, zegt president Gustavo Petro. Het geweld brak donderdag uit nadat bewoners een terrein van een olie-exploratiebedrijf blokkeerden. Ze eisten zijn hulp om wegen in het gebied aan te leggen.

De Colombiaanse leider had opgeroepen om de 79 officieren en negen medewerkers van Emerald Energy te laten gaan. Bij de onrust zijn al een politieagent en een burger om het leven gekomen.

Bij de aankondiging van de vrijlating van de gijzelaars, die werden gefilmd terwijl ze in een volle kamer op de grond zaten, riep Petro de onderzoekers op om de verantwoordelijken voor de twee doden te vinden.

Minister van Binnenlandse Zaken Alfonso Prada zei eerder op vrijdag dat ze waren omgekomen door geweervuur.

Veel van de demonstranten zijn landelijke en inheemse mensen die willen dat Emerald Energy nieuwe wegeninfrastructuur aanlegt rond het gebied van San Vicente del Caguan.

De Colombiaanse politie bracht op Twitter hulde aan de politieagent die omkwam bij de botsing, die ze Ricardo Monroy noemden.

"Vandaag zijn we meer verenigd dan ooit", schreven ze, eraan toevoegend dat
Monroy "zijn leven had geofferd in de lijn van zijn plicht".

Colombia's mensenrechtenombudsman Carlos Camargo - die ter plaatse was om te bemiddelen - zei dat hij met demonstranten had gesproken en hen ervan had weerhouden benzinebommen naar de oliefaciliteit te gooien.

Protesten in gebieden in de buurt van energie- en mijnbouwactiviteiten in Colombia komen vaak voor, omdat gemeenschappen eisen dat bedrijven infrastructuur bouwen, inclusief wegen en scholen.

De politie zei dat een dissidente subgroep van Farc-rebellen die het vredesakkoord van 2016 verwierpen in de regio aanwezig was en mogelijk de onrust veroorzaakte.

Afzonderlijk publiceerde Petro donderdag onverwachts een verklaring op Twitter waarin hij de procureur-generaal van het land vroeg een strafrechtelijk onderzoek in te stellen naar beschuldigingen van corruptie waarbij zijn eigen zoon en broer betrokken waren.

De verklaring specificeerde niet de beschuldigingen tegen zijn oudste zoon, Nicolas Petro Burgos, en broer, Juan Fernando Petro Urrego, maar er stond wel: "mijn regering zal geen voordelen geven aan criminelen in ruil voor steekpenningen".