Aangeboden: Lotsverbondenheid centraal onder Javaanse immigranten in Suriname
05 Aug 2011, 10:30
foto
De vader, moeder en de in Indonesië achtergebleven broer van mevrouw Katjoeng. (Foto: collectie NAS)


“Di a boto vertrek foe Batavia, now Jakarta, dan mi Ma nanga mi Pa seni a boi, joe sie en na foto, foe go bay susu. Da now a boto vertrek sondro a boi. Sari he?” Dit is een gedeelte van het levensverhaal van mevrouw Katjoeng, die het contact met haar broer kwijtraakte, op de dag dat haar ouders besloten naar Suriname te komen. Die broer kwam voort uit een eerdere relatie van haar moeder. Katjoeng weet tot nu toe niet wat met haar in Indonesië gebleven halfbroer is gebeurd.

Katjoeng’s verhaal is deel van de dertig interviews die door de onderzoeksunit van het Nationaal Archief Suriname (NAS) zijn afgenomen, in het kader van het ‘Oral history’ project. Dit project betreft onder andere het vastleggen van verhalen rondom migratie en erfgoedvorming van bevolkingsgroepen. Na een periode van intensieve voorbereiding werd aangevangen met het afnemen van de interviews. Binnen een tijdsbestek van twee en een halve maanden werden in totaal dertig respondenten woonachtig in de districten Paramaribo en Wanica geïnterviewd. Van dit aantal zijn zestien man- en veertien vrouwspersonen. Het grootste deel van de geïnterviewde immigranten is met het laatste schip, de Kota Gede in 1939 naar ons land gekomen. Aan boord bevonden zich 383 vrouwen, 383 mannen en 229 kinderen. Onderweg stierven twee vrouwen en drie kinderen. De reis duurde van 9 november 1939 tot 13 december 1939, 33 dagen. In Indonesië wordt een gelijksoortige ‘oral history’ programma als in Suriname door het Arsip Nasional Republik Indonesia (ANRI) uitgevoerd. Immigranten die uit Suriname naar Indonesië zijn teruggekeerd, worden in dat kader geïnterviewd. Het ligt in de bedoeling dat medewerkers van de oral history unit van het NAS ook een bezoek afleggen aan Indonesië om de teruggekeerde immigranten te interviewen.
Om het verhaal compleet te maken, bezocht een delegatie uit Indonesië van het ANRI ons land eerder dit jaar. Het doel was om de motieven en overwegingen voor de immigratie vast te leggen.

Javaanse immigratie
Op 9 augustus herdenken de nog in leven zijnde Javaanse contractarbeiders en vrije migranten en hun nakomelingen het feit dat 121 jaar geleden hun voorouders voet aan wal hebben gezet in ons land. Reeds voor de afschaffing van de slavernij had de Nederlandse overheid besloten immigranten te laten halen. Er werd namelijk van uitgegaan dat de geëmancipeerden na 1863 niet langer op de plantages zouden willen werken. Met het oog op de instandhouding van de grootlandbouw werden in 1853 Chinese en in 1873 Brits-Indische immigranten gecontracteerd. De immigratie uit Indonesië volgde in 1890. Als gevolg van het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd de Javaanse immigratie in 1939 beeindigd. Tussen 1890 en 1939 kwamen circa 33.000 Javaanse immigranten naar ons land, waarvan zo’n 8.000 teruggekeerd zijn naar het land van herkomst.

De Javaanse immigratie verschilde in bepaalde opzichten van de Chinese en Brits-Indische. Niet alleen ging het om Nederlandse onderdanen, maar er was naast contractarbeid ook nog een periode van vrije arbeid. Nog steeds bevindt zich in Suriname een groep in Indonesië geboren immigranten. Ondanks de relatief late participatie aan het onderwijsproces en de actieve politiekvoering, levert deze groep een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van ons land. In de loop der jaren is over het algemeen het gevoel van verbondenheid met Suriname sterker geworden dan met Indonesië, als gevolg van het integratie- en emancipatieproces in de Surinaamse samenleving. Wat door de jaren heen is blijven bestaan is het gevoel van saamhorigheid dat op de boot is ontstaan: “djadji”. Uit de meeste interviews blijkt ook de lotsverbondenheid onder de immigranten die met dezelfde boot ons land hebben aangedaan. Veel van de immigranten, meestal mannen en heel sporadisch vrouwen, hebben het aangedurfd om in hun eentje zich op te geven voor de immigratie. Het is vanwege dit feit, dat de immigranten maandenlang op de boot vertoefden onder dezelfde omstandigheden, dat er een zeker gevoel van verbondenheid, door hen als “djadji” omschreven. In de belevingswereld van de immigranten werden de lotgenoten die het gevoel van heimwee enigszins compenseerden, als familie beschouwd.

Familie centraal
Uit het onderzoek van het NAS is gebleken dat de “familie” een belangrijke rol vervulde in de levens van de immigranten. In het geval van Katjoeng blijkt de verbondenheid met haar familie terug te gaan tot het moment dat haar ouders met elkaar in contact kwamen. Haar vader vertrok als jonge immigrant uit Indonesië naar Suriname. Na zijn contractperiode trad hij toe tot een contingent van het Nederlandse leger in Suriname, ook bekend als Troepenmacht in Suriname (TRIS). Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd hij gestationeerd in Indonesië, waar hij Katjoeng’s moeder, met een zoon uit een eerder relatie, ontmoette. Zij besloten te trouwen en samen naar Suriname te komen. Katjoeng is in Indonesië geboren . Op de dag van vertrek naar Suriname stuurde haar moeder, die reeds aan boord van de stoomboot ‘Bloemfontein’ was, de broer om schoenen te kopen. Het was op dat moment, tijdens de afwezigheid van haar broer, dat het schip vertrok met Katjoeng , als baby, en haar ouders richting Suriname. Herinneringen aan die broer en zijn lot zijn er bij Kasanwardjo nog steeds.

De invloed van familie blijkt ook uit de bemoeienis met het leven van individuele familieleden, zoals bij hun partnerkeuze en het aangaan van huwelijken. Echter hielden de meeste huwelijken die onder die omstandigheden “geregeld” werden, vrij kort stand. Mevrouw Siti heeft haar echtgenoot ook ontmoet door tussenkomst van haar familie, die haar eerste huwelijk had geregeld. “Mi ma nanga wan sma ben taki tori. Later mi ma meki wan p’kin kampu. Dan mi aksi foe sang ede mama? A taki tantiri, p’kin nengre go aksi aksi. Da so mi si wan donderdag wan sma kon nanga toe, drie sma. Den s’don na voorzaal dan mi ma kari mi. Mi no ben wani go da mi go kibri. A dwingi dwingi, mi krey da ete mi no wan go. So mi trouw. Mi ben abi dertien jaar”, vertelt Siti haar verhaal. Ze zegt echter dat zij haar man kort daarna verliet omdat ze niet van hem hield.

Gemengde gevoelens

Ook in het leven van Trimo neemt de familie een belangrijke plaats in. Trimo kwam op tweejarige leeftijd met zijn ouders, zus en broer naar ons land. Niet lang na aankomst kwamen de ouders en de broer te overlijden en hij werd door zijn zus opgevangen. Zijn eerste vrouw liet ook niet lang na het huwelijk het leven. Trimo heeft op vele plaatsen gewerkt, maar het langst bij de beplantingsdienst van het ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij. In deze hoedanigheid werkte hij als tuinman bij het presidentieel paleis. Hij heeft onder de gouverneurs Archibald Currie en de Henry Lucien de Vries en de presidenten Johan Ferrier, Henk Chin A Sen, Fred Ramdat Missier, Johan Kraag en Ramsewak Shankar gewerkt. Hoewel Trimo momenteel getrouwd is, zijn er evenals bij zijn eerste huwelijk geen kinderen geboren uit de verbintenis. Terwijl Trimo zijn verhaal doet, barst hij in tranen uit. “M’e firi mi moro Indonesiër dan Srananman, na mi kondre, mi koemba beri drape”, geeft hij emotioneel aan.

Het relaas van Trimo staat haaks op de gevoelens die afgeleid konden worden uit de interviews met de meeste Javaanse immigranten. Zij voelen zich wel degelijk Surinamer en zouden niet graag terug willen keren naar Indonesië om te blijven, hoewel ook hun biologische familie daar is achtergebleven. In tegenstelling tot de meeste immigranten die geïnterviewd zijn en geen contact hebben met de familie in Indonesië, heeft Koetoek meer geluk gehad zijn familie in Indonesië op te sporen. Hij kon zich zijn adres in Indonesië nog herinneren en omdat hij onderwijs had genoten (hij had de lagere school doorlopen en kon Bahasa lezen en schrijven), was hij in staat contact te zoeken met de familie in Indonesië. Op zijn brief volgde na maanden reactie van zijn zus die achtergebleven was in Indonesië. Zo werd het contact gelegd die tot vandaag wordt onderhouden. Intussen is hij al één keer en zijn vrouw drie keren bij de familie in Indonesië op bezoek geweest.
Het ligt in de bedoeling dat het NAS deze interviews verder uitwerkt en in een later stadium publiceert.

Het NAS

Het NAS is medebewaarder van het historisch materieel en het immaterieel cultureel erfgoed van ons land. Tot het immaterieel cultureel erfgoed behoren de individuele en collectieve herinneringen. Conform haar taakstelling neemt de onderzoeksunit interviews af van personen die belangrijke gebeurtenissen hebben meegemaakt zoals: de contractperiode, de Tweede Wereldoorlog, de onafhankelijkheid en de revolutie van 1980. Dit is belangrijk, omdat herinneringen soms wel, maar niet altijd op papier worden gesteld. Indien ze vastgelegd worden, gaan zij niet verloren maar zij worden bewaard en toegankelijk gemaakt voor de samenleving. Hierdoor kan inzicht verkregen worden in de betekenis die de immigranten hebben gehecht aan bepaalde gebeurtenissen. Dit is belangrijk omdat de jonge natie behoefte heeft aan een geschiedenis die geschreven en geïnterpreteerd is door eigen historici.

Onderzoeksunit Nationaal Archief Suriname
(H, Banks, A. Kartosonto, C. Nagessar)
Advertenties

Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May