Column: Een glimp van een nieuwe toekomst
27 Jun 2011, 08:00
foto


“Beste meneer Hira,
Met veel interesse lees ik uw columns op starnieuws.com. Ik studeer geschiedenis aan de universiteit van Groningen. Voor mijn masterscriptie doe ik onderzoek naar de invloed van het koloniale verleden op de relatie tussen Nederland en Suriname, die ik vergelijk met de relatie tussen België en Congo. In uw columns, artikelen en boeken presenteert u een visie op dit koloniale verleden die ik graag in mijn onderzoek zou willen verwerken. Is het mogelijk om met u in contact te komen?”

Dit verzoek kreeg ik begin mei per email van Hanneke Hofman. Ik beschouwde het als een routine verzoek en mailde terug: bel maar op.
Ze wilde niet bellen, maar persoonlijk langskomen. Helemaal uit Groningen, drie uur reizen van Den Haag.
Ze kwam bij me thuis, installeerde zich aan de eettafel met haar notebloc en begon: “Nederland en Suriname hebben een gemeenschappelijk verleden, een gemeenschappelijke band. Hoe kijkt u aan tegen die band?”
Ik: “Slavernij en kolonialisme waren een misdaad tegen de menselijkheid, net als de Joodse holocaust. Onze band is net als de band tussen de Jood en de nazi. Alleen een gekoloniseerde geest meent dat we blij moeten zijn met die gemeenschappelijke geschiedenis en die gemeenschappelijke band, alsof we samen veel plezier en leuke avonturen hebben beleefd tijdens slavernij en kolonialisme. Dekolonisatie van de geest betekent dat we moeten ophouden om dit valse beeld te schetsen van onze geschiedenis en zeggen hoe het werkelijk was: Nederland heeft met slavernij en kolonialisme een historische misdaad gepleegd in Suriname. En dat is niet iets om samen trots op te zijn.”

Zo, dacht ik bij mezelf, dat is nu opgehelderd.

Maar Hanneke ging door: hoe zit het met het Afrikaanse aandeel in de slavernij? Raak je met herstelbetalingen de Nederlanders niet in hun portemonnee en schep je niet meer tegenstellingen? Sinterklaas is diep geworteld in onze samenleving? Etc. etc.
Ik ging uitvoerig in op haar vragen.
Op enig moment veranderde haar houding. Ze zei: “Onze koloniale geschiedenis is niet iets waar ik trots op ben. Ik weet niet of ik me verantwoordelijk moet voelen voor wat onze Nederlandse voorouders hebben gedaan. Mijn eigen voorouders waren geen slavenhandelaren of bezitters van plantages, maar het is wel deel van onze geschiedenis als natie. Draag ik nu ook persoonlijk verantwoordelijkheid voor ons koloniaal verleden? Hoe moet ik daarmee omgaan?”

Ik raakte van mijn stuk door haar opstelling.
Hanneke is een leuke meid. Een jonge, knappe vrouw van in de twintig. En ze zat er ook echt mee. Ik zag haar worstelen met het Nederlandse koloniale verleden en wist even niet wat ik moest zeggen. Met mijn verstand hield ik het rationele verhaal over de verhouding tussen individuele en collectieve verantwoordelijkheid voor historisch onrecht, met de nodige voorbeelden van hoe in andere landen hiermee wordt omgegaan. Mijn gevoel vroeg zich af: moet ik haar nu geruststellen en voorkomen dat ze opgezadeld wordt met een gevoel van persoonlijke schuld? Hier zat een jonge Nederlandse vrouw voor me die vanuit een integer gevoel voor rechtvaardigheid worstelt met het koloniale verleden van haar land. Dat vind ik op zichzelf al nieuw en hoopvol, maar vooral ook inspirerend. Ze had mijn dochter kunnen zijn. Aan de ene kant wilde ik haar geruststellen en voorkomen dat ze een persoonlijk schuldgevoel ging ontwikkelen. Aan de andere kant zijn daar de harde feiten van de historische misdaad die de Nederlandse natie heeft gepleegd, net als de harde feiten over de Duitse natie die een historische misdaad heeft gepleegd met de holocaust. De verhouding tussen individuele en collectieve verantwoordelijkheid wordt dan plotseling meer dan een wetenschappelijke discussie. Het wordt iets emotioneels.

We eindigden de sessie met een lunch. Mijn vrouw kwam erbij. We spraken over haar studie, ouders, wonen in Groningen etc. Ze vertrok daarna voor een reis van drie uur naar huis.
Mijn vrouw zei: “Wat een leuk meisje! Hoe ging het interview?”
Ik: “Ze vroeg wat ik vond van de gemeenschappelijke band tussen Nederland en Suriname.”
Mijn vrouw: “Oh nee, wat heb je gezegd?”
Ik: “Ik maakte de vergelijking met de band tussen de nazi en de Jood.”
Mijn vrouw: “Jij, altijd met die dingen van je! Zo’n lieve meid, en je zadelt haar op met de last van een koloniaal verleden. Straks wordt ze depressief!”
Ik: “Je onderschat haar. Ze wordt niet zo gauw depressief. Weet je wie haar scriptiebegeleider is?”
Mijn vrouw: “Wie?”
Ik: “Doeko Bosscher.”
Mijn vrouw: “Doeko Bosscher!!??”

Prof. Dr. Doeko Bosscher is hoogleraar geschiedenis aan de Universiteit van Groningen. In mijn column over Anton de Kom in Starnieuws bij de viering van 35 jaar onafhankelijkheid had ik kritiek geuit op zijn positieve bespreking van de mislukte biografie van Rob Woortman en Alice Boots over De Kom.
Boscher mailde me naar aanleiding van mijn column: “U lijkt me vol haat en rancune te zitten, ook jegens mij.” Daarmee was de toon gezet voor een scherpe en kribbige correspondentie tussen ons. Ergens in die correspondentie echter feliciteerde hij mij met 35 jaar onafhankelijkheid. Het klonk oprecht. Een uitgestoken hand moet je nooit weigeren, heb ik geleerd. Ik besloot om niet te mailen, maar te bellen om hem persoonlijk te bedanken voor zijn felicitatie.
Bosscher was gevraagd om les te geven aan de nieuwe masteropleiding geschiedenis van de Anton de Kom Universiteit. Naar aanleiding van de correspondentie met mij trok hij zich terug van de opleiding.

Hanneke wordt opgeleid door Bosscher. Toen ik haar worsteling met het koloniale verleden observeerde, bedacht ik me dat haar begeleider geweldig werk doet. Ik besloot Bosscher te mailen en hem te complimenteren met zijn werk.
Een nieuwe mailcorrespondentie ontstond tussen ons in een geheel andere sfeer en op een geheel andere toon. Doeko stelde voor om in Amsterdam een discussie te houden met zijn studenten over mijn visie op het kolonialisme.
Afgelopen week waren ze in NiNsee om met mij en directeur Artwell Caine in gesprek te gaan.
Dezelfde worsteling die ik bij Hanneke zag, zag ik bij Doeko en zijn studenten. Zij stelden hun vragen. Artwell en ik gaven onze antwoorden. Dat ging in een kritische sfeer van openheid en debat.
Op enig moment vertelt Doeko over zijn dochter die met een Surinamer is getrouwd en in Suriname woont. Hij gaf uiting aan zijn diepe afkeer van de PVV. In zijn verhaal herkende ik wat alle vaders voelen voor hun kinderen en hun zorgen voor de toekomst. Net als Hanneke heeft Doeko me met zijn verhaal emotioneel geraakt.
Het is niet gemakkelijk: aardige integere mensen wier land zich schuldig heeft gemaakt aan een misdaad tegen de menselijkheid voorhouden dat er zoiets is als een collectieve verantwoordelijkheid voor historisch onrecht en tegelijkertijd sympathie voelen voor hun worsteling en diep in je hart hen toewensen dat ze er zonder kleerscheuren uit kunnen komen.

In de bijeenkomst bij NiNsee zag ik een flits van een hoopvolle toekomst temidden van een harde realiteit waarin we vandaag leven. In die week hoorde NiNsee dat de VVD-CDA-PVV regering had besloten om per 31 december 2012 de subsidie aan NiNsee stop te zetten (een handtekeningenactie is aan gang via www.ninsee.nl
In diezelfde week besloot Roy Groenberg, alias Kaikusi, om in Amsterdam het boek van Lawrence Hill getiteld Het Negerboek te verbranden vanwege het gebruik van de term Neger. Kaikusi is, net als ik, een anti-kolonialist, maar deze actie keur ik ten stelligste af. Waarom? Omdat het verbranden van boeken komt uit een traditie waar wij ons ver van zouden moeten houden, namelijk die van de nazi’s, die op grote schaal boeken verbranden als teken dat de vrijheid van meningsuiting definitief ten einde was gekomen. Die vrijheid is iets waar we voor zouden moeten vechten. Lawrence Hill moet je met argumenten bestrijden en niet met een boekverbranding als je het niet met hem eens bent.

Afgelopen week kreeg ik een andere realiteit onder ogen: de correspondentie van de werkgroep bestaande uit Maurits Hassankhan, Eric Jagdew en Jerry Egger, die in februari volgend jaar een conferentie voorbereiden over geschiedschrijving op de Anton de Kom Universiteit. De heren hadden me gemaild en verteld dat ik alleen welkom was als ik op “rationele en correcte wijze” wilde mee discussiëren. Maar ze weigerden om mij te vertellen wat “rationeel en correct” is, zodat je het risico moet nemen dat je ter plekke moet horen wat je niet mag zeggen. Exit Sandew Hira.
Armand Zunder, die later ook een uitnodiging ontving, stelde dezelfde vraag en hij kreeg het volgende antwoord van Hassankhan mede namens Jagdew en Egger: “De regels en normen die doorgaans in de geschiedwetenschap gelden. Wat die regels zijn, zullen de deelnemers uit de historisch wetenschappelijk literatuur moeten halen.”
Dit antwoord is typerend voor het bedenkelijke niveau van de werkgroep. Het wekt de indruk alsof er een wetenschappelijke discussie aan de gang is over wat “rationeel en correct” is en daar ook overeenstemming over zou bestaan. Maar ze hebben die onzin ter plekke verzonnen om mij uit de conferentie te weren. Er bestaat helemaal geen algemeen geaccepteerde stelling in de geschiedwetenschappen over wat “rationeel en correct” is. Ze kunnen geen enkele bron aanwijzen waaruit blijkt dat die overeenstemming wel bestaat. Het is je reinste boerenbedrog.
Ze denken: In het land der blinden is éénoog koning; niemand weet dat we het verzonnen hebben en niemand gaat het controleren.

Mijn oproep dat wetenschappelijke conferenties geen beperkingen zouden moeten leggen op de vrijheid van meningsuiting, werd beantwoord met stilzwijgen. Ik werd uitgesloten van de maildiscussie over de conferentie, die gewoon doorging. Alex van Stipriaan stuurde een mail rond waarin hij mijn opstelling karakteriseert als een “kruistocht tegen een aantal van ons” en pleit tegen “een te openbare bijeenkomst”. Ook die mail werd niet naar mij gestuurd. Zo werd voorkomen dat ik een weerwoord kon formuleren: het principe van hoor en wederhoor is onbekend in dit gezelschap. Ik ontving de mail via via.
In een andere mail schrijven ze dat ze niet alleen “rationeel en correct” willen discussiëren. Ze willen uitsluitend “positieve krachten” hebben op de conferentie. En daar hoor ik volgens hen niet bij. Double exit Sandew Hira.

Het is net als in die oude dagen op de plantage. De blanke meester roept: “Houdt die opstandige marrons weg van de plantage!” En de basja’s Hassankhan, Jagdew en Egger reageren gezagsgetrouw. Ze sluiten de poorten van de plantage en houden de wacht voor de meester.

Zo te zien wordt deze conferentie van de Anton de Kom Universiteit een vergadering van braveriken, van wie verwacht wordt dat ze in nederigheid en onderdanigheid applaudisseren als de meester aantreedt.

In november 2010 was mijn waardering voor Doeko Bosscher ver beneden nul. Ruim een half jaar later is mijn respect voor hem torenhoog gestegen nu ik hem beter leer kennen. We zijn het niet altijd met elkaar eens, maar zijn integriteit en intellectuele moed om samen met zijn studenten het debat met mij aan te gaan, hebben dat respect bij mij doen groeien.
Hanneke en Doeko hebben me een glimp van een nieuwe toekomst laten zien, die helaas nog ver weg is voor Suriname.

Sandew Hira
Advertenties

Monday 06 May
Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May