column: Wan tra dagu tori
30 Mar 2010, 00:03
foto


De laatste dagen ben ik een beetje van slag. Dat is inderdaad niets voor mij, als toonbeeld van rust, evenwicht en standvastigheid, maar in dit geval gaat het om pure overmacht: Raffie is weg. Raffie is een van onze honden en ook nog eens de leukste. Een mannetje, gemiddelde grootte, bastaard, crèmekleurig en met overduidelijke trekken van een herdershond. Misschien niet de allerslimste hond maar wel hartstochtelijk enthousiast en altijd een willig oor voor zijn baasje. Niet dat het veel zegt maar hij luistert beter naar me dan mijn kinderen.

Van jongsaf aan heb ik iets met honden. Ben ik ergens op bezoek dan heb ik binnen de kortste keren een hondenkop op mijn schoot, een krabbelende poot tegen mijn knie of een onderlijf dat tegen mijn been begint te rijden.
Waarschijnlijk lok ik dat uit want de liefde is wederzijds. Nou zijn er mensen die beweren dat hondenliefhebbers hun hobby erop nahouden omdat ze niet goed in staat zijn hun eigen soort lief te hebben maar dat zal dan wel. Ik ben dol op mijn vrouw en kinderen. Hoe dan ook, zie ik een hond dan laat ik mijn tong klakken, knip met mijn vingers of laat mijn schelste gefluit horen. Nooit angst voor een hond gehad ook. Ik heb geleerd altijd mijn handen te laten zien, met de handpalmen naar voren, zodat een hond meteen weet dat je niets kwaads in de zin hebt en die handen niet gaat gebruiken om hem of haar een oplawaai te verkopen. Is er toevallig een bal of stok in de buurt dan heb je helemaal geen kind meer aan ons.

Tegenwoordig kan ik mijn hart ophalen. Een bijkomend voordeel van ons verblijf in Suriname is namelijk dat we nu zelf honden hebben. Dat lukt niet ons huis in de Amsterdamse Staatsliedenbuurt. Of ik moet ervoor kiezen om drie keer per dag de hond uit te laten en er met zo’n mallotige poepschep achteraan te hobbelen. En wat moet een hond de rest van de dag tussen vier muren? Behalve dat het dier uit pure verveling waarschijnlijk voortdurend zijn tanden in onze huisraad zet, laat ‘ie ook nog eens overal hondenharen achter. En laat mijn zoon daar nou net hyperallergisch voor zijn.
Hier hebben we een ruim erf en daar horen minstens twee honden te slapen, te kwispelen of te blaffen. Voor de bewaking, voor de gezelligheid en tegen ongedierte. Uitlaten is hier overbodig omdat ze altijd uitgelaten zijn wanneer je thuis komt.

Wel moet ik toegeven dat er de afgelopen jaren niet bepaald een zegen rust op de honden in ons huishouden. Jackie, de eerste - die goede maatjes was met de bewakers van onze overbuurman Telting, de Telting van de Centrale Bank om precies te zijn, en een uitstekende aanleiding vormde voor een vertrouwelijk onderhoud met hun baas -, kwam na een maand of zes onder een auto. Zijn twee opvolgers, Stoffer en Bliksem, verhuisden na ons vertrek naar Holland naar de dienst en werden niet lang daarna vergiftigd omdat ze te veel overlast in de buurt zouden veroorzaken.

Tijdens onze huidige periode in Suriname begonnen we met Raffie en Patta, twee puppies van de buren. Raffie is genoemd naar de voetballer Rafael van der Vaart (tegenwoordig in de basis bij Real Madrid) en het boek dat mijn goede vriend Jan op hem baseerde. En Patta (zus van Raffie, even groot, zwart), vonden we na de zoveelste speurtocht naar onze schoenen ook wel een passende hondennaam. Zij bezweek na een maand of twee aan de ziekte van Weil omdat we stom genoeg iets te lang met inenten hadden getreuzeld. Voor Patta in de plaats kwam Charlie, ook een teefje en ook van bescheiden formaat.

Waar we wel rekening mee hadden gehouden maar niet echt op hadden geanticipeerd, was hun voortplantingsdrift. Ook al omdat de dierenarts ons pas achteraf het simpele verband uitlegde tussen formaat en vruchtbaarheid bij honden: hoe kleiner, hoe eerder. Aanvankelijk hadden we duidelijk de indruk dat onze honden de techniek nog niet helemaal onder de knie hadden omdat Charlie Raffie besprong en niet andersom. Maar nog voor haar eerste jaardag bleek Charlie zwanger.

Omdat ze midden in onze vakantie was uitgerekend en in die periode een gezin met kleine kinderen in ons huis kwam logeren, lieten we een hoek van het erf afzetten. En inderdaad, onze vakantie was nog maar net begonnen of we kregen een sms’je over de succesvolle bevalling. Liefst tien puppies. Dat heeft vooral mijn vrouw, die een dag of tien alleen thuis was, geweten. Want om de jonge moeder te ontlasten moesten de jonge hondjes twee keer per dag melk drinken en iets later melk met brood leren eten waarbij het wel de bedoeling was dat ze alle tien genoeg binnen kregen. Hoewel, het waren er al snel negen: eentje had zichzelf in het hekwerk verstrikt.

Tot onze verbazing waren we de puppies binnen twee maanden kwijt. Eentje hielden we zelf maar die is intussen weggelopen. Ik koester nu de illusie dat Raffie als een ware vader naar haar op zoek is. Aan de andere kant klamp ik mij vast aan het verhaal van mijn buurvrouw. Die houdt het erop dat een jonge reu van tijd tot tijd een paar dagen moet rondzwerven. Hier en daar in een vuilniszak neuzen, een potje straatvechten en als het even kan een intiem onderonsje met het andere geslacht inplannen. Zo meldde Raffie zich eind vorig jaar na een paar dagen afwezigheid weer aan de poort. Doffe, haast gedrogeerde ogen, hier en daar korstige wonden over zijn lijf en één mank, zeg maar hangend pootje. Ik gun hem zijn escapades van harte maar zo langzamerhand wil ik hem weer terug op het erf. Vooral ook voor mijn eigen gemoedsrust.

Diederik Samwel

voor reactie: didisamwel@gmail.com
Advertenties

Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May