Eenieder wordt geacht de wet te kennen
26 Jul 2019, 04:48
foto


1. Korte inleiding
Bijna iedere jurist kent dit adagium: ”eenieder wordt geacht de wet te kennen”. Maar lang niet iedereen begrijpt echter wat dit betekent. Dit is geen opdracht aan de burger om wetsteksten van buiten te leren. Het gaat hier om een juridische fictie, die tot uitdrukking beoogt te brengen dat je als burger van het bestaan van wettelijke regels moet kunnen weten en kennis van de inhoud dient te kunnen nemen, voordat je eraan gehouden mag worden. Dit is een oer-voorwaarde die het recht stelt aan de gelding van wetgeving. 

Bij de Romeinen werden wetten bekend gemaakt door ze in een zeer klein lettertype aan te plakken op metershoge houten palen. De Romeinse keizers wilden hiermede bewijzen dat wetten kenbaar behoren te zijn, voordat ze in rechte aan de burger kunnen worden tegengeworpen. 
In democratische staten –zoals bij ons- worden de door het parlement goedgekeurde wetten op de gebruikelijke wijze bekendgemaakt. Bij ons in Suriname geschiedt de bekendmaking in het Staatsblad (SB). 

2. Juridische formulering van wetten 
Belangrijk is dat de wetten zodanig geformuleerd worden dat ze begrijpelijk zijn voor degenen die ze uiteindelijk moeten naleven. Heeft een burger er problemen mee dan kan hij zich wenden tot personen die in staat zijn hem tekst en uitleg van een wettelijke regeling te geven.
Bij het ontwerpen van nieuwe regelgeving door wetgevingsjuristen worden daarom de nalevingsbereidheid en de handhaafbaarheid –zoveel mogelijk- ingeschat. Daarbij worden als leidraad gebruikt de bekende Aanwijzingen voor de Regelgevingstechniek (SB 1992 No. 95). En ter bevordering van de duidelijkheid wordt meestal een definitie-artikel in de wet opgenomen, aangevende een omschrijving der kenmerken, de betekenis van een rechtsbegrip of woord.

En toch zullen er personen zijn die in een wet gebruikte termen en diverse rechtsbegrippen, als een ”moeilijk te doorgronden taal” vinden. Zulks merken wij ook tijdens de openbare behandeling van een ontwerpwet in de Nationale Assemblee, waar vaak nadruk gelegd wordt op het spraakgebruik (= algemeen taalgebruik). 
Vergeet niet lezer, dat begrippen die in het normale spraakgebruik moeilijk te onderscheiden zijn, zoals bezit en eigendom of misdrijven en overtredingen, krijgen binnen een juridische context vaak een eigen uitleg met specifieke rechtsgevolgen. Daarnaast leert de geschiedenis ons dat zelfs begrippen in wetgeving, die aansluiten bij het normale dagelijkse spraakgebruik, toch tot juridische interpretatiekwestie kunnen leiden. 

Ter staving hiervan lijkt het ons wenselijk een klassiek voorbeeld aan te halen. (Vide HR 23 januari 1928 NJ 1928 no. 363). De HR wees dit arrest inzake de uitleg van het begrip “hinderlijk volgen op de openbare weg” uit artikel 426bis van het Nederlands Wetboek van Strafrecht. De vraag was of het “constant vóór iemand uit blijven rijden” wel “volgen” kan opleveren als bedoeld in dit artikel. De HR oordeelde dat het bewezen verklaarde, gelet op de bedoeling van de wetgever en “zonder der taal geweld aan te doen”, als hinderlijk volgen kon worden aangemerkt.

De rechtstaal heeft vaak een andere functie dan taaluitingen in literatuur, brieven of dagelijks spraakgebruik. Van het dagelijks spraakgebruik afwijkende begrippen worden in wetgeving vaak gebruikt vanwege het feit dat consistentie wordt nagestreefd en aansluiting wordt gezocht bij de interpretatie van rechtsbegrippen in jurisprudentie en doctrine. Op die manier kan met weinig woorden veel informatie worden verschaft aan diegenen die op professionele wijze betrokken zijn bij de toepassing of interpretatie van wetgeving. Ook de Memorie van Toelichting op een Ontwerpwet kan als hulpmiddel dienen om vage begrippen en de bedoeling van de wetgever te achterhalen.   

3. Slot
Een beroemde uitspraak van Albert Einstein luidt: “Everything shoud be made as simple as possible, but not simpler”. Dat geldt ook voor wetgeving. De belangrijkste reden waarom het zo complex is om wetgeving te vereenvoudigen is dat de functie van wetgeving een andere is dan die van veel andere taaluitingen. Er zijn rechtsgevolgen aan verbonden, waardoor de woorden van de wet ingeval van een geschil, door partijen –alsook door de rechter- op een goudschaaltje worden gewogen. En met dat gegeven in het achterhoofd van de wetgevingsjurist wordt wetgeving ook ontworpen. Door aansluiting te zoeken bij uitgekristalliseerde juridische begrippen en een vaste systematiek, streeft de wetgever vooral naar consistentie en bestendigheid. De bedoeling daarvan is dat willekeur wordt tegengegaan en dat er geen voortdurende wijziging van wettelijke regels hoeft plaats te vinden, hetgeen nadelig zou zijn voor de kenbaarheid. 

Betekent het voorgaande nu dat er geen probleem is? Het antwoord luidt nee. Vooral bij gedragsbeïnvloedende (modificerende) wetgeving is het van belang dat de boodschap van de wetgever ook overkomt bij de burger, omdat dit een elementaire voorwaarde voor naleving vormt. De vraag is echter of dit een probleem is van moeilijk taalgebruik in wetgeving. Ervan uitgaande dat veel burgers, instellingen en bedrijven geen wetten lezen (of geen tijd voor hebben), zal de informatievoorziening toch vooral via andere kanalen moeten plaatsvinden. Wanneer we de acceptatie van en het begrip voor wetgeving bij de burger willen vergroten, zou de Overheid bij elk ministerie een voorlichtingsunit moeten hebben, ten einde aan de burgers voorlichting te geven over de inhoud van belangrijke bestaande wetten en wetsvoorstellen welke in de maak zouden zijn. De Verkeerspolitie geeft op de GLO-Scholen verkeersvoorlichting inzake Verkeerswetgeving. Anderzijds is hier een dankbare taak voor onze Nationaal Instituut voor Informatie. 

Tot slot de opmerking, dat er een correlatie kan bestaan tussen rechtspraak en wetgeving omdat de rechter de wet moet toepassen en interpretatie daarvan geven. Als voorbeeld kan dienen het Arrest Lindebaum/Cohen (l9l9). De jurisprudentie die in dit arrest werd gevormd, is later opgenomen in de wet (artikel 6:162 NBW). 

Paramaribo, 25 juli 2019
Mr. André J. Saheblal (Gep. Directeur Juspol en oud-Hoofddocent Rechten Adek UvS.)

Bron: W.Voermans, “Weten van wetgeving”; Regel Maat 2004-5, p.155-156; B. Hunt, Plainlanguage in legislativedrafting. Statute Law Review, 2003, p. 112-124. SB 1992 no.95. AA januari 2008 no.1 jaargang 57               

Advertenties

Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May