Aan de vooravond van de Hindostaanse immigratieviering verscheen bij uitgeverij Boom in Amsterdam, Uit de klei van Saramacca, een Surinaamse familiegeschiedenis. Auteur is de bekende politicus en ex-minister, Stanley Raghoebarsing. Het boek gaat over het leven van zijn ouders, een ondernemende kleermaker en een onderwijzeres.
Nandoe is een ongeschoolde Hindoe die vrij jong van een plantage aan de rechteroever van de Saramaccarivier, naar Paramaribo verhuist en Trees leert kennen. Haar ouders zijn vroeg overleden en ondanks grote armoede, groeit ze als katholieke op als een zelfstandige op emancipatie gerichte vrouw. Sinds de presentatie op 28 mei in Den Haag, toert de auteur door Nederland om zijn boek onder de aandacht te brengen, in de hoop dat het gretig aftrek zal vinden, ook bij de autochtone Nederlanders.
Beeldvorming
De auteur schrijft onder het pseudoniem K.R. SING – RB SING, zonder puntjes had ik mooier gevonden om de klank van de familienaam –, over Nandoe en Trees als derde, en hun vijf kinderen als vierde generatie van nakomelingen van Brits-Indische contractarbeiders die tussen 1873 en 1920 naar Suriname kwamen. Dankzij de diaspora leerstoel Lalla Rookh, heeft professor Chan Choenni de Hindostaanse immigratiegeschiedenis, inclusief de tweede migratie van Suriname naar Nederland in de jaren ’70, uitputtend vastgelegd. Algemeen is bekend dat de contractarbeiders van de eerste en tweede generatie met bloed, zweet en tranen, met spaarzaamheid met de waarden en normen vanuit het geloof en met behoud van hun culturele tradities, de grondslag hebben gelegd voor een betere toekomst voor hun kinderen.
Het is dit beeld dat prachtig tot leven komt, inclusief ‘Manai ká boli?’, gebeurtenissen waarover men liever niet praat vanwege schaamtegevoel binnen de Hindostaanse gemeenschap. Op 16 februari 1975 schrijft Trees aan Stanley die aan de Universiteit van Tilburg economie studeert: ‘Ik houd niet van ruzie maken maar soms moet dat en trouwens, je weet ook hoe vervelend je vader is als hij drinkt. Maandag houdt hij zijn oren vast dat hij het nooit meer zal doen. Zaterdag begint hij na 7 te drinken en komt boven wanneer hij helemaal dronken is. Je vader geeft me schande, het wordt steeds erger. Zijn gewicht wordt steeds minder maar aan niets stoort hij zich.’ Ik vind dit een prachtig citaat.
Bewaarde brieven
De auteur kon de ontluikende liefde tussen Nandoe en Trees beschrijven aan de hand van 56 brieven die zijn vader had bewaard. Hij en Trees correspondeerden intensief, toen zij als onderwijzeres van januari 1953 tot begin september 1954 in Nieuw-Nickerie werkte. Ook de correspondentie tussen de in Nederland studerende Stanley met ouders en broers en zussen in Suriname, is binnen het gezin bewaard gebleven. Fragmenten uit al deze brieven – zie hier het nut van bewaren - kleuren het familieportret waarbij K.R. SING ook bekende en gewone mensen van alle etniciteiten uit de woonomgeving van de Prinsenstraat 43 tot leven brengt. Belangrijker is de maatschappelijke en politieke context waarin het leven van Trees en Nandoe zich afspeelt. Suriname na de Tweede Wereldoorlog, de onafhankelijkheid, de staatsgreep, de decembermoorden, de jaren van pinaren met benzine op de bon en schaarste aan levensmiddelen en het herstel van democratie, economie en rechtsstaat.
Ik breek bij het lezen van de briefwisseling uit de Nickeriaanse tijd, het hoofd over een brief die Trees aan Nandoe op 16 november 1953 schrijft, dat zij beide brieven van hem heeft ontvangen. ‘Je eerste op zaterdag 14 en je tweede op maandag 16 van deze maand.’ De Perica van de Scheepvaartmaatschappij Suriname, voer twee keer in de week over zee naar Nickerie. De vaartijd was 12 uur en de route binnendoor naar het rijstdistrict, via rivieren en kanalen kon wel drie dagen duren. De snelheid van de briefbestelling vraagt om uitleg. Daarnaast was een origineel afgedrukte brief van Trees of van Sing, zoals ze Nandoe noemde, mooi geweest als illustratie in het boek. Ik ben wel nieuwsgierig naar het handschrift. Ook had ik de inhoud van deze gepubliceerde brieven uit de Nickeriaanse periode grotendeels liever als verhaal gelezen. Na een paar had ik het wel gezien.
Een ander gevoel krijg ik bij het lezen van de 30 brieven die Trees tussen 28 augustus 1974 en 20 oktober 1981 aan haar in Nederland studerende zoon schreef. De meeste in 1975 in de aanloop naar de onafhankelijkheid. Zij neemt ook de lezer op sleeptouw in haar beleving van een historisch spannende tijd in Suriname. Jammer dat Stanley ons maar twee brieven toont die hij aan Nandoe en Trees schrijft op 14 november 1976 - Beste Pa en Ma, Ik schrijf altijd voor het hele gezin maar deze brief is voor jullie alleen – en op 5 maart 1980, daags na de staatsgreep, laat hij aan de familie weten: ‘Ik hoop dat er een betere tijd voor Suriname en de Surinamers aanbreekt hoewel ik het eerlijk gezegd niet zo erg geloof. Toch hoop ik het.’ Maar Stanley belde natuurlijk ook veel met zijn ouders. Ondertussen is hij in Nederland getrouwd met Lita, haal ik uit een brief van Trees, maar hoe zij van haar familienaam heet, wordt de lezer onthouden. Ik had wel willen weten hoe de relatie van Trees en Nandoe was met de schoonouders van hun kinderen. Ook dit hoort bij deze mooie familiegeschiedenis.
Voorbeeld en inspiratie
Uit de klei van Saramacca is uniek als voorbeeld en aansporing om familieverhalen vast te leggen ‘voor onze kinderen, opdat zij weten’, en zoals de auteur in een radio-interview zei, “Er is niet alleen de geschiedenis van slavernij maar ook van mensen die een ander levenspad hebben bewandeld en waar het denken iets anders is”. Dat levenspad wordt langzaamaan zichtbaar met: Het leven van een peperplanter tot hoofdonderwijzer en verkavelaar, van Ramnath Sewdien (2008), Vervoering – vier generaties, drie continenten, van Shantie Singh (2014), De kaarten op tafel, de biografie van Ram Hiralal, van R. Khemradj (2017), Voel je thuis waar je ook bent, is de familiegeschiedenis van Bechoepersad Nandram, geschreven door Sharda Nandram (2018) en ik moet zeker ook noemen ‘de Rechteroever van de Saramaccarivier’ – korte verhalen geschreven door Bish Ganga (2018) over het leven in de jaren ’50 op de plantages waar Nandoe ook vandaan komt.
Als het boek binnenkort in Suriname verschijnt, zal het voor Hindostanen van de vierde generatie een feest van herkenning zijn, als ze het boek tenminste kopen en lezen. Ons gezin komt weer tot leven. Mijn moeder heette ook Trees, komt uit een Hindoegezin, is gedoopt en met mijn vader die van huis uit al katholiek was, zijn we altijd verbonden geweest met de Rajpurkerk aan de Mahonylaan waar ook ik net als de auteur misdienaar was. Ik herken zoveel van mijn eigen jeugd in dit boek, alsof ik Stanley zelf ben. Mijn moeder overleed in november 2002. Zij is 68 geworden. Mijn vader was 49 jaar toen hij in oktober 1982 overleed. Stanley ’s moeder is ook 49 geworden. Dezer dagen beleef ik mijn ouders weer volop om mijn heen. Ik denk weemoedig terug aan de tijd toen ik in Utrecht journalistiek studeerde en mijn vader tot aan zijn overlijden, elke week trouw een pakketje met kranten uit Paramaribo op de post deed. Daarin stopte hij één, soms twee velletjes kladblokpapier met een krabbeltje over hoe het thuis ging en met het land. Ik heb ze niet bewaard. Afgelopen kerst stuitte ik per toeval bij het opruimen, op de laatste kerstkaart van mijn moeder uit 2001. Ik las een kerstwens die eindigde met Gods rijkste zegen voor het nieuwe jaar. Die kerstkaart koester ik als laatste herinnering aan Trees, ook mijn moeders naam.
roy.khemradj@gmail.com
Uit de klei van Saramacca – een Surinaamse familiegeschiedenis, K.R. SING, is uitgebracht door Boom Uitgevers in Amsterdam. Het boek kost €20.