Column: Pre-electorale combinaties, ja of neen?
06 Feb 2019, 03:35
foto


Vanaf 1955 zijn politieke partijen in een samenwerkingsverband de verkiezingen ingegaan. Sindsdien was er bij elke verkiezing een of andere samenwerkingsvorm tussen politieke partijen. In 1987 vond men het opportuun om middels artikel 7 van de kiesregeling een wettelijke basis te geven aan pre-electorale combinaties. Zelf heb ik niet zoveel op met pre-electorale combinaties. Maar als anno 2019 een regeringscoalitie af wil van deze politiek staatsrechtelijke verworvenheid dan denk ik dat daar fundamentele argumenten naar voren moeten worden gebracht.

Redenen of drogredenen?
Tijdens de openbare commissievergadering over de wijziging van de kieswetgeving op woensdag 23 januari jl. gaf de voorzitter van commissie van rapporteurs, Melvin Bouva, enkele redenen aan voor het verbieden van deze combinaties;
a. bij een politieke combinatie is het niet duidelijk voor de kiezers hoe een keuze te maken op grond van de beginselen van de combinatie of de ideologie van de partijen.
Als het goed is vloeien verkiezingsprogramma’s mede voort uit de beginsel programma’s en de maatschappijvisies van de aan een combinatie deelnemende partijen.

Overigens zijn de kiezers volgens mij meer geïnteresseerd in wat de gevolgen van het te voeren beleid voor hen betekent. Kiezers verwachten van regeerders het scheppen van werkgelegenheid en voldoende huisvesting. Zij verwachten geen ontwaarding van het geld en ze wensen zo weinig mogelijk of helemaal geen inflatie. Ze wensen dat goede perspectieven geboden worden aan hen, hun kinderen en het nageslacht. Het lijkt mij dat de kiezer niet geconfronteerd wenst te worden met een rij – en voertuigenbelasting waarvan een voorgaande regering een fundamentele oplossing had gevonden en deze belasting had afgeschaft.

b. terwijl de kiezer stemt op de kandidaat van een partij komt de kandidaat van een andere partij in het parlement.
Ten aanzien hiervan moet erop gewezen worden dat wij bij het verkiezen van leden van het parlement hebben gekozen voor de evenredige vertegenwoordiging middels het 'Lijstenstelsel' en dit zijn de consequenties daarvan. Dus helemaal niets aan de hand. Als de heer Bouva wil dat kandidaten op basis van de persoonlijk door hen verkregen stemmen in het parlement komen dan moet hij voor het stelsel van personen meerderheid kiezen. Maar we zien anderzijds dat juist voorgesteld wordt om dat stelsel op RR-niveau af te schaffen.

c. een politieke partij moet een standvastige status en een zuiverheid hebben en niet bij elke verkiezing een nieuwe combinatie vormen.
Het is toch voldoende bekend dat in 2000 de NDP – de partij waar de heer Bouva toebehoort - als onderdeel van de Millennium Combinatie de verkiezingen inging en in 2010 als onderdeel van de Mega combinatie. Als dit argument serieus bedoeld is dan is het evident dat we hier met een duidelijk voorbeeld van gelegenheidswetgeving te doen hebben.
Overigens getuigt het niet van behoorlijk en voorspelbaarheid van bestuur om in het zicht van de verkiezingen - haast eenzijdig - de verkiezingswetgeving te wijzigen.

De Grondwet
In 1987 werden voor het eerst politieke organisaties genoemd in de Grondwet. Artikel 53 is een opsomming van regels waaraan politieke partijen zich dienen te houden. Het is algemeen bekend dat er geen partij in Suriname is die niet zondigt tegen één of meer regels van dit grondwetsartikel. Hier is er een rol voor leden van politieke partijen weggelegd om de interne partij democratie te helpen bewaken en te bevorderen door strikte naleving van de regels in dit artikel af te dwingen.

Ik denk dat op den duur politieke partijen zelfstandig de verkiezingen in moeten, maar eerst zal erop moeten worden toegezien dat de reeds bestaande wetten – zoals bijvoorbeeld artikel 53 van de grondwet – moeten worden nageleefd.
Overigens hoor ik personen waarvan geacht mag worden dat ze het beter zouden moeten weten spreken over het halen van 'een kiesdeler' door politieke partijen in de diverse kiesdistricten. Het begrip 'kiesdeler' is vreemd aan het principe van 'grootste gemiddelden; (GW art. 61). Slechts de lijstkiesdeler is hier aan de orde. Of wordt ook overwogen het principe van “grootste gemiddelden” te verlaten? Wie anno 2019 praat over 'kiesdeler.' begrijpt dit systeem niet.

Het Surinaamse volk is beter gediend met een grondige wijziging van de kieswetgeving dan een provisorische aanpak.

Hans Breeveld
(Politicoloog)
Advertenties