Blijd: Samenwerking belangrijk voor groei KPA

“Wat wij vandaag zijn, is wat wij ervan hebben gemaakt. Wat wij morgen zullen zijn, is wat wij vandaag ervan maken. Laten wij samenwerken om deze organisatie tot hogere hoogten te brengen." Dit zei Regilio Blijd, eerste korpshoofd van het Korps Penitentiaire Ambtenaren (KPA), na zijn installatie maandag in het hoofdkwartier te Santo Boma. De KPA-topman beloofde zich in te spannen voor de organisatiecultuur van het korps, de verzelfstandiging, de verdiencapaciteit van de inrichtingen en het resocialisatie proces van de gedetineerden.

Blijd legde uit dat de organisatiecultuur binnen het KPA het gebied is van normen, waarden, attitude en motivatie van zijn leden. Hij heeft geconstateerd dat hieraan gewerkt moet worden. Het KPA wordt verder versterkt, waarbij samenwerking tussen de verschillende afdelingen belangrijk is. "Motivatie en eenheid zullen de pilaren zijn in dit proces. Ook zullen er maatregelen moeten komen voor degenen die zich niet aan de regels houden. En alle statistieken zullen geanalyseerd worden om zo beleid te ontwikkelen," stelde Blijd in het vooruitzicht.

Verzelfstandiging korps
Het proces van verzelfstandiging is al op gang, maar het laat nog te wensen over. “We zijn nog te traag en denken op sommige momenten nog via het oude pakje, terwijl wij in transitie zijn. We moeten onze snelheid drastisch opvoeren”, gaf het KPA-hoofd aan. “Tevens zullen wij de samenwerking met overige korpsen verder moeten uitbouwen”.

Het korpshoofd deelde mee dat al ruim drie jaar de inrichtingen een aanzienlijke financiële bijdrage leveren in het voeden van gedetineerden. De directies van de verschillende inrichtingen hebben goed werk verricht. Wat er al is bereikt, zal verder uitgebouwd worden. Er zullen ook zulke standaarden gesteld worden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Er komt transparantie in de uitgaven en inkomsten van de inrichtingen.

Resocialisatie
Het diensthoofd gaf aan dat het KPA een van de actoren is in het resocialisatie proces. Enkele andere spelers in dit proces zijn de maatschappelijk werkers, psychologen, psychiaters, religieuze groepen, familie en de samenleving. “Voor ons is het een pijnlijke ervaring om een gedetineerde enige tijd na zijn expiratie, weer in het bestand te hebben. Te meer als wij ons binnen de inrichtingen het gedrag van zo een persoon positief hebben proberen te beïnvloeden door middel van activiteiten ter stimulering van zijn resocialisatie proces”, stelde Blijd.

“Deze stimuleringen zullen desondanks onverkort voortgang vinden. En zullen we samen met de anderen projecten opzetten en uitvoeren in het resocialisatie proces', hield Blijd zijn gehoor voor. Hij merkte op dat door samenwerking grote hoogten bereikt kunnen worden. Blijd gaat de uitdaging aan.

Leroy Troon