Huwelijkse gevangenneming
29 Jan 2017, 10:14
foto
Carlo Jadnanansing


In het laatste nummer van het Surinaams Juristen Blad, verschenen in december 2016 (SJB 2016 nummer 3), heeft Mr.Dr. M.A. Veira, lector aan de Anton de Kom Universiteit van Suriname een interessant artikel geschreven met als titel: Huwelijkse gevangenneming. Kan de gevangenneming en - houding van de schuldige echtgenoot een onrechtmatige handeling zijn?.

In 2003 is de Wet Herziening Huwelijksrecht 1973, bijkans dertig jaar na aanname ervan door het toenmalige parlement van ons land, in werking getreden. De reden voor deze verlate inwerkingtreding wordt hier buiten beschouwing gelaten.
De belangrijkste wijziging betreft de grondslag voor de echtscheiding.
Vóór de inwerkingtreding van de bedoelde wet golden er vier gronden waarop ontbinding van het huwelijk gevorderd kon worden, waarbij de belangrijkste was: overspel.

Deze gronden werden naar voorbeeld van het Nederlandse recht vervangen door één echtscheidingsgrond: de duurzame ontwrichting.
In het Surinaams Burgerlijk Wetboek (SBW) is een nieuw artikel ingevoerd (art. 263 SBW), waarbij gesteld is dat indien de duurzame ontwrichting in overwegende mate te wijten is aan de echtgeno(o)t(e), die de vordering heeft ingesteld, deze wordt afgewezen, indien de andere echtgeno(o)t(e) tegen die vordering verweer voert.

Volgens de auteur betekent dit dat indien bijvoorbeeld een gehuwde vrouw dat wenst, zij haar echtgenoot, die met een andere vrouw samenleeft, bij wie hij een kind verwekt heeft, tegen zijn wil verbonden kan laten blijven aan het huwelijk en de gevolgen ervan.
Uiteraard is het ook mogelijk dat de man zich kan verzetten tegen een echtscheidingsvordering, indien zijn vrouw met haar nieuwe vlam verder door het leven wil.

Vanwege het feit dat de schuldige echtgeno(o)t(e) gedwongen wordt binnen een duurzaam ontwricht huwelijk te blijven en hij/zij hiertegen geen juridisch verweer heeft, spreekt Veira in een dergelijk geval van huwelijkse gevangenneming. De vraag die de auteur behandelt is, of deze huwelijkse gevangenneming geen onrechtmatige handeling van de ‘onschuldige’ echtgeno(o)t(e) is.

In dit verband kan opgemerkt worden dat in de Nederlandse literatuur gesproken wordt van gevangenhouding. Veira kiest echter bewust voor de term gevangenneming, aangezien het huwelijk, voordat er problemen rezen, niet beschouwd mag worden als enige vorm van gevangen zijn, daar een huwelijk op de overeenstemmende wil van partijen, die elkaar het ja woord gegeven hebben, berust.

De auteur wijst erop dat in Nederland het niet meewerken van de man aan ontbinding van het religieuze huwelijk (in casu volgens de leer van Islam), terwijl het burgerlijk huwelijk al in 1982 was ontbonden, door de Hoge Raad der Nederlanden, als een onrechtmatige daad werd aangemerkt.
De auteur geeft vervolgens enkele lezenswaardige beschouwingen over het huwelijk in juridisch/historisch perspectief. Zij merkt op dat het huwelijk als instituut vanuit het Christendom is ontstaan. De vraag is of deze constatering wel geheel juist is, daar in vele culturen een huwelijk, althans een daarmee vergelijkbaar instituut, reeds vóór Christus bekend was.

In het kader van dit artikel wordt hierop niet verder ingegaan.
Zij wijst er verder op dat volgens de Katholieke kerk het huwelijk in principe onontbindbaar is. Dit geldt overigens ook voor het hindoe huwelijk.
De auteur wijst er verder op dat bij de invoering van de duurzame ontwrichting in Nederland in 1971, één of beide echtelieden de echtscheiding konden aanvragen. De bepaling zoals bij ons, in het geldende art. 263 SBW, was niet opgenomen.
Verder maakt zij een rechtsvergelijking met een vergelijkbaar rechtsstelsel en wel dat van België. Dit land heeft evenals Suriname een rechtstelsel dat gebaseerd is op het Nederlandse recht. Uiteraard zijn er ook belangrijke verschillen tussen de vergelijkbare stelsels. In België is het bijvoorbeeld mogelijk dat het huwelijk door onderlinge toestemming kan worden ontbonden, naast de mogelijkheid om ontbinding van het huwelijk te vragen op grond van onherstelbare ontwrichting ervan. Een groot verschil tussen het Surinaamse en het Belgische echtscheidingsrecht is, dat een ‘schuldloze’ echtscheiding in België mogelijk is.

Tenslotte komt de auteur terug op haar kernvraag of de gevangenneming van de schuldige echtgeno(o)t(e) wel mogelijk is. Dit zou erop neer komen dat een wetsartikel (art. 263 SBW) buiten toepassing zou worden gelaten. Hierbij wordt het belangrijke juridisch principe van redelijkheid en billijkheid door haar ter sprake gebracht. Veira wijst erop dat het standpunt van de Hoge Raad is dat redelijkheid en billijkheid verlangen dat men in de eerste plaats trouw moet zijn aan het gegeven woord en afwijking daarvan slechts bij hoge uitzondering is toegelaten.
Mede op grond van internationale verdragen, die ook door Suriname zijn geratificeerd, komt Veira tot de conclusie dat de onschuldige echtgeno(o)t(e) onrechtmatig handelt jegens de schuldige echtgeno(o)t(e) als hij/zij verweer voert tegen de vordering tot echtscheiding, in geval een huwelijk duurzaam ontwricht is. De rechter die meewerkt aan de gevangenneming van de schuldige echtgenoot, zou volgens de auteur meewerken aan het creëren van een onrechtmatige handeling verweten kunnen worden.

Tegelijkertijd is zij van mening dat de wetgever de rechter niet in een dergelijke positie mag dwingen. De wetgever zou volgens Veira de schuldvraag, evenals Nederland en België dat gedaan hebben, uit het echtscheidingsrecht moeten schrappen.
Ik verwacht dat de rechtspraktijk zich geheel achter het standpunt van Veira zal scharen, hetgeen tot schrapping van art. 263 SBW door De Nationale Assemblee moet leiden.
Tot slot kan worden opgemerkt dat de auteur aangetoond heeft dat gevangenneming ook buiten het strafrecht mogelijk is!

Carlo Jadnanansing
Paramaribo, 28 januari 2017
Advertenties

Monday 06 May
Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May