'Beschouwing over het Terugroepdrama'
05 Jun 2016, 05:47
foto


Advocaat Kanhai blijft erbij dat het vonnis van het Centraal Hoofdstembureau (CHS) al uitgevoerd is en wij zijn die mening ook toegedaan. Over het onderwerp 'terugroepwet' zijn laatstelijk drie uitspraken gedaan door de rechterlijke macht die van belang zijn voor de besluitvorming, waarvan twee vonnissen en een beschikking. Wij zullen alle drie gevallen in beschouwing nemen.

Vonnis één d.d. 29 april 2016 van kortgedingrechter mr. Chaterpal komt erop neer: dat het CHS is veroordeeld om binnen 7 dagen bijeen te komen om de twee opengevallen vacatures in DNA in te vullen. Deze vergadering is gehouden en bij proces-verbaal van dinsdag 10 mei 2016 vastgelegd. Hieruit blijkt dat het vonnis wel is uitgevoerd. Hoewel het CHS had moeten benadrukken, dat het vervolg van de terugroeping met name het invullen van de vacatures zoals de rechter dat eist niet uitvoerbaar is en waarom, is er voldoende beargumenteerd. De procedures in de wet artikel 137 lid 1 en 2 geven duidelijke richtlijnen waarvan niet mag worden afgeweken. Dat is iets anders dan te stellen dat het vonnis niet uitvoerbaar is.

Vonnis twee d.d. 10 mei 2016 van kortgedingrechter mr. Mettendaf komt erop neer: dat het verzoek van CHS om het vonnis van rechter Chaterpal op te schorten werd afgewezen. Maar niet zomaar, de rechter heeft erop gewezen wat moet gebeuren als het CHS niet in staat is om het vonnis om haar moverende redenen uit te voeren. Motivering van de rechter: “4.3 De kantonrechter is van oordeel dat de werking of executie van een vonnis naar de heersende rechtsopvatting slechts bevolen kan worden indien tegen het vonnis een rechtsmiddel is aangewend en het te executeren vonnis of klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust (een apert onjuist vonnis is) of indien de uitvoering op grond van na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten (nova) klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard”, volkomen in overeenstemming met het standpunt van CHS.

Derde uitspraak van rechter mr. Charan, in de hoedanigheid van voorzitter van een Hof, verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar vordering. Deze stellingname in de beschikking van het Hof, is het gevolg van het feit dat de rechter op grond van de wet geen aanleiding vond om inhoudelijk in te gaan op het verzoek om het vonnis van rechter Chaterpal te staken c.q. op te schorten zoals door verzoekster werd gepleit. In feite zijn wij weer bij af. Wel kunnen vraagtekens worden geplaatst bij de opmerking van de rechters in de beschikking, namelijk dat het CHS er geen enkel eigen belang bij heeft om niet aan het vonnis te voldoen. Deze opmerking bevreemdt mij omdat mijns inziens het belang van het CHS is om zich aan de wet te houden en zulks zou ook door de rechterlijke functionarissen moeten worden nagestreefd.

Wij leven in een democratische rechtsstaat. Eenieder mag zijn/haar mening hebben en voor zover het geen onzin is ook ventileren. Maar het is de Staat die functionarissen benoemt om namens de Staat middels wetgeving aan de correcte rechtsgedachte uiting te geven.

Overigens komen wij weer bij het ontbreken van de bestuursrechter ingevolge artikel 135 van de Grondwet waar de aandacht reeds bij de eerste discussie voor werd gevraagd. De advocaat had dan in een dergelijk geval vernietiging van het vonnis kunnen vragen en de rechter met meer kennis van zaken, had de mogelijkheid om een ander vonnis in de plaats te stellen. Dan was de rechterlijke macht niet voor de zoveelste keer, zonder een duidelijke oplossing bijeen gekomen, terwijl ook ik langer dan drie jaren wacht op een hoger beroepbehandeling waarbij de kortgedingrechter de plank ook totaal had misgeslagen. Deze onderwijskwestie was eveneens bestemd voor de bestuursrechter.

Deze verplichting staat sedert 1975 in onze Grondwet. Misschien kan IMF ons ook eindelijk uit deze nalatenschap helpen. Ik kan niet achterhalen waarom wij in dit land instituten die noodzakelijk door de Grondwet worden vereist niet in place brengen. Zowel het Constitutioneel Hof (art.144) als de bestuursrechter (artikel 135) functioneren niet. Misschien wordt gedacht ons op zo een manier meer knollen voor citroenen te kunnen verkopen. Deze eyeopeners probeert men dood te zwijgen d.m.v. allerlei gebabbel.
Aan de leden van het Centraal Hoofdstembureau wil ik zeggen, laat de babbelaars jullie niet demotiveren want het recht is standvastig.

Gewezen, Secretaris van het Onafhankelijk Kiesbureau tevens Centraal Hoofdstembureau.

Eugene van der San
Advertenties

Monday 06 May
Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May