'Vertrouwen in rechtsstaat nog steeds aanwezig'
05 Dec 2015, 15:38
foto


Reactie op het vonnis van 27 november 2015 van het Hof van Justitie.

Mijn reactie heeft te maken met de inhoud en heeft niets van doen met voor of tegen Bouterse als verdachte in deze strafzaak, want zo worden meningen in Suriname door sommigen gevormd en beoordeeld afhankelijk van waar je staat. Deze reactie is het gevolg van een ludieke opmerking van een persoon als zou het Hof van Justitie een Jorka sopu hebben gebrouwen met dit vonnis. Aangezien het vonnis in extenso te lezen is op Starnieuws, zal ik mij nu beperken tot hetgeen ik relevant vind. Het Hof splitst de beklaagden waar het in deze om gaat, in drie (3) categorieën.

Het verzoek van de klagers is gebaseerd op artikel 4 van het Wetboek van Strafvordering en komt erop neer, dat gevraagd wordt om de schorsing van deze zaak met onmiddellijke ingang op te heffen. Vervolgens de Krijgsraad te bevelen om te oordelen dat de Amnestiewet 2012 buiten toepassing wordt gelaten wegens strijd met artikel 10 van onze Grondwet. Interessant in deze is dat het Hof van Justitie na rijp beraad boven het middelmatig gedoe, tot de volgende conclusies komt: Citaat “Nadat de Krijgsraad de behandeling van de zaak ter terechtzitting had hervat, is aan de auditeur-militair de gelegenheid geboden om te rekwireren. Laatstgenoemde heeft in reactie daarop gevorderd dat de Krijgsraad de behandeling ter terechtzitting van de strafzaak tegen de verdachte met een jaar uitstelt.” Einde Citaat. In dit geval gaat het om verdachte Ritfeld, maar de strekking heeft namelijk betrekking op alle drie groepen van verdachten.

Citaat “De auditeur-militair heeft zijn verzoek gegrond op de omstandigheden dat hij niet tot zijn strafeis kan overgaan nu het, door het van kracht zijn van de Amnestiewet 2012, nog niet vaststaat of het Openbaar Ministerie wel of niet ontvankelijk is." Dit verzoek, dat de Krijgsraad heeft toegewezen, heeft feitelijk ertoe geleid dat de zaak wederom is komen te verkeren in de stand waarin het zich bevond voor de uitspraak van het Hof, namelijk schorsing van het onderzoek totdat over het constitutioneel-rechtelijk vraagstuk met betrekking tot artikel 131 lid 3 van de Grondwet is beslist. Hiermee is dan ook totaal voorbijgegaan aan het vonnis van het Hof van 27 januari 2014, waarin onder meer is overwogen dat de Krijgsraad niet mocht overgaan tot schorsing van de vervolging om de rechtsvraag van constitutionele aard beantwoord te krijgen, nu daarin door de wetgever niet is voorzien”. Einde Citaat.

De vraagstelling van de auditeur-militair dat door het van kracht zijn van de Amnestiewet 2012, nog niet vaststaat of het Openbaar Ministerie wel of niet ontvankelijk is, is onbegrijpelijk en heeft geen juridische basis. De wetgever heeft duidelijk door deze wijziging in de Amnestiewet van 2012 de positie van het OM vastgelegd met alle rechtsgevolgen van dien.

Het Hof heeft tot dusver laten merken, dat gehandeld dient te worden op grond van de vigerende wetten, zonder expliciet te hebben verwezen naar artikel 80 van de Grondwet in het bijzonder lid 2 de wetten zijn onschendbaar.

Belangrijk in deze is dat in het verzoek van de klagers een beroep wordt gedaan op artikel 10 van de Grondwet in stede van artikel 131 lid 3. Hierover zegt het Hof het volgende. Citaat “ Zoals in overweging 2 c vermeld is verzocht de Procureur-Generaal te bevelen te (doen) vorderen dat de Krijgsraad zo spoedig mogelijk oordeelt dat de Amnestiewet 2012 buiten toepassing moet worden gelaten wegens strijd met artikel 10 GW (Grondwet). Het Hof is van oordeel dat dit verzoek geen specifieke vervolgingsdaad inhoudt, doch betrekking heeft op de inhoud van het requisitoir. Het Hof heeft niet de bevoegdheid om te specificeren wat in het requisitoir dient te worden opgenomen. Dat moet aan het OM worden overgelaten. De wetgever heeft geen beperkingen gesteld aan de bevoegdheid van het OM het requisitoir zelfstandig te formuleren. Dit verzoek zal derhalve worden afgewezen”. Einde Citaat.

Voorts kan uit het vonnis worden geconcludeerd dat het Hof van oordeel is dat in deze strafzaak alle beklaagden dienen te worden gerekwireerd, opdat de Krijgsraad tegen alle beklaagden kan overgaan tot beraadslaging over de hoofdvragen van de artikelen 335 en336 Wetboek van Strafvordering.
Ook is het Hof van mening dat het strafproces zo snel mogelijk dient te worden hervat en afgehandeld en beveelt de Procureur-Generaal de vervolging voort te zetten tegen alle beklaagden.
Summa Sumarum, kom ik tot de conclusie dat bij dit vonnis er geen sprake is van Yorka Sopu maar de zwarte piet wordt door het Hof weer op het bord van de auditeur-militair of/en de Krijgsraad gelegd, met een duidelijk boodschap. Een gedurfd vonnis, mijn complimenten aan deze drie vrouwelijke rechters.

Eugene van der San
Advertenties

Monday 06 May
Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May